Op 8 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot gedwongen opname van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis, ingediend door de officier van justitie. De betrokkene, geboren in 1995, was opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis na een beslissing van de geneesheer-directeur op 9 april 2020, die de opname had gebaseerd op de niet-naleving van voorwaarden van een eerder verleende voorwaardelijke machtiging. De rechtbank heeft de zaak in volle omvang beoordeeld, waarbij de omstandigheden ten tijde van de beslissing van de rechtbank in acht zijn genomen. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er geen sprake was van gevaar dat niet op een andere wijze kon worden afgewend dan door gedwongen opname. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de betrokkene onder invloed van cocaïne was en stemmen hoorde, wat leidde tot zorgen over suïcidegevaar. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene zo onder invloed was dat conversie naar gedwongen opname noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van de betrokkene gegrond was, waardoor de eerder verleende voorwaardelijke machtiging herleefde en geldig bleef tot en met 29 oktober 2020.