ECLI:NL:RBDHA:2020:431
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag van een Sierra Leoonse burger wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende asielaanvraag van een eiser met de Sierra Leoonse nationaliteit. De eiser had op 18 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 januari 2020, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.J. Portegies, en de verweerder door mr. S. Oba.
De rechtbank overwoog dat de eiser eerder een asielaanvraag had ingediend die was ingewilligd, maar dat hij in zijn huidige aanvraag geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling. De rechtbank stelde vast dat de eiser zich enkel beroeepte op dezelfde problemen als in zijn eerdere aanvraag, zonder nieuwe onderbouwing te geven. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe elementen waren die de opvolgende aanvraag ontvankelijk zouden maken.
Daarnaast werd het inreisverbod dat aan de eiser was opgelegd, besproken. De rechtbank oordeelde dat het inreisverbod nog steeds van kracht was, omdat niet was gebleken dat de eiser het grondgebied van Nederland had verlaten. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M. Meijers, in aanwezigheid van griffier mr. J.C. de Grauw, en werd openbaar gemaakt met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.