Op 8 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woninginbraak. De inbraak vond plaats op 23 januari 2020 in Leiderdorp, waar de verdachte samen met anderen een woning binnendrong door de achterdeur open te flipperen met een stuk plastic. De verdachte heeft een armband met een gouden bedel gestolen, toebehorende aan het slachtoffer. Tijdens de rechtszitting op 24 april 2020 heeft de officier van justitie, mr. I. Doves, gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.P. Hilhorst, geen expliciet standpunt heeft ingenomen.
De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is en dat de verdachte ook strafbaar is, gezien er geen feiten of omstandigheden zijn die haar strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 42,- aan de verdachte gelast, omdat dit bedrag niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.