ECLI:NL:RBDHA:2020:4302
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag wegens internationale bescherming in Denemarken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Syrische nationaliteit houder, voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had een aanvraag ingediend voor internationale bescherming in Nederland, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser reeds internationale bescherming had verkregen in Denemarken, waar hij en zijn gezin rechtmatig verblijf hadden. De rechtbank stelde vast dat de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij een zodanige band met Denemarken had dat het redelijk was om daarheen terug te keren. Eiser voerde aan dat zijn gezin rechtmatig verblijf had in Nederland en dat dit in strijd was met de Kwalificatierichtlijn en het EVRM. De rechtbank verwierp deze argumenten, omdat de Kwalificatierichtlijn alleen van toepassing is op gezinsleden die zich in dezelfde lidstaat bevinden als de persoon aan wie internationale bescherming is verleend. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.