ECLI:NL:RBDHA:2020:4299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
NL20.8210 en NL20.8211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had zijn aanvraag ingediend op basis van bedreigingen door schuldeisers in Marokko, maar de rechtbank oordeelde dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser had aangevoerd dat hij niet effectief bescherming kan inroepen bij de Marokkaanse autoriteiten, maar de rechtbank vond deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond was, op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat eiser geen belang meer had bij dit verzoek na de uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De uitspraak is nog niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.8210 (beroep)
NL20.8211 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiser/verzoeker,

hierna te noemen: eiser,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T.J.J.M. Wijngaard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tegelijkertijd heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om verweerder bij wijze van een voorlopige voorziening te verbieden hem uit te zetten totdat op zijn beroep is beslist.
Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven het onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten en de uitspraak op heden bepaald.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit.
Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Hij heeft Marokko verlaten omdat hij geld schuldig is aan [vriend 1] en zijn vriend. Eiser heeft vier jaar geleden geld van hen geleend om medische kosten van zijn vader te kunnen betalen. Tussen de twee of drie jaar geleden begon eiser problemen te ondervinden met de geldschieters omdat hij het bedrag niet kon terugbetalen. Hij is bedreigd en is met een mes in zijn schouder gestoken. Eiser is voor ongeveer een jaar naar Fez gevlucht om vervolgens terug te keren naar Taza.
Eiser voert aan dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, nu verweerder naar aanleiding van de zienswijze van eiser in het bestreden besluit thans zijn asielrelaas wel geloofwaardig acht. Eiser voert verder aan dat hij geen effectieve rechtsbescherming tegen de schuldeisers kan inroepen en dat dit wel degelijk een grond dient te zijn om zijn aanvraag in te willigen.
3.1
De rechtbank oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat Marokko in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Alleen of dat in het geval van eiser ook zo is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het inroepen van bescherming van de Marokkaanse autoriteiten voor hem onmogelijk dan wel op voorhand zinloos is. Eiser heeft op niet onderbouwd waarom de Marokkaanse autoriteiten in zijn geval zullen nalaten om zijn vraag om bescherming effectief in behandeling te nemen en/of waarom er geen beschermingsmogelijkheden zijn. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dat verweerder het asielrelaas naar aanleiding van de zienswijze geloofwaardig heeft geacht, maakt dit oordeel niet anders nu de afdoening als kennelijk ongegrond op grond van de voornoemde bepaling is gebaseerd op de algehele conclusie dat Marokko veilig land van herkomst aangemerkt kan worden, ook in het geval van eiser. Die conclusie is getrokken in de zienswijze en gehandhaafd in het bestreden besluit.
3.2
Nu de aanvraag reeds op grond van het voorgaande als kennelijk ongegrond afgewezen kon worden, behoeft de beroepsgrond die zit op artikel 30b, aanhef en onder d, van de Vw geen bespreking meer omdat het nergens toe kan leiden.
3.3
Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan worden overgedragen aan Marokko vanwege het corona-virus en de algehele lockdown die daar is ingesteld, overweegt de rechtbank dat een tijdelijke en feitelijke belemmering om uit te zetten niets afdoet aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
3.4
De beroepsgronden slagen niet.
4. Het beroep is daarom ongegrond.
5. Omdat hiermee op het beroep is beslist, heeft eiser geen belang meer bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel