ECLI:NL:RBDHA:2020:4291
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van mensenhandel en de gevolgen van het sepot door het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft eiseres, een Nigeriaanse vrouw, op 8 januari 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'humanitaire tijdelijk' op 7 januari 2020 had afgewezen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 8 mei 2020 via een beeldverbinding gehouden, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie op 4 november 2019 het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de aangifte van eiseres betreffende mensenhandel heeft geseponeerd, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiseres voerde aan dat zij niet in Italië aangifte kan doen van mensenhandel en dat Nederland in EU-verband een gezamenlijke inspanning moet leveren voor de opsporing en vervolging van mensenhandel. Ze stelde ook dat haar bijzondere omstandigheden, zoals psychische problemen en de geboorte van haar zoon in Nederland, in haar voordeel moesten worden meegewogen.
De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op basis van een aangifte van mensenhandel. De rechtbank benadrukte dat er geen belangenafweging nodig was, aangezien de afwijzing gebaseerd was op een wettelijk voorschrift. De rechtbank concludeerde dat de bijzondere omstandigheden van eiseres, waaronder de impact van de coronamaatregelen, niet voldoende waren om haar verblijfsaanvraag te honoreren. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.