ECLI:NL:RBDHA:2020:4290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
C/09/571128 / HA ZA 19-328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen hoofdaannemer en onderaannemer over afrekening meer- en minderwerk in de bouw van een nieuw gerechtsgebouw

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen Gielissen’s Bedrijven B.V. (eiseres) en GGB InBalans DBMO B.V. (gedaagde) over de afrekening van meer- en minderwerk in het kader van de bouw van een nieuw gerechtsgebouw. De procedure begon met een dagvaarding op 6 maart 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis van 31 juli 2019 waarin een comparitie van partijen werd bepaald. De rechtbank heeft de mogelijkheid van een minnelijke regeling onderzocht, maar partijen zijn er niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken. Gielissen vordert betaling van een bedrag van € 544.879 exclusief BTW, met verschillende subsidiaire vorderingen, terwijl InBalans in reconventie een bedrag van € 284.090,20 vordert. De rechtbank heeft de feiten en de procedure uitvoerig besproken, waarbij onder andere de aannemingsovereenkomsten en de voorwaarden voor meer- en minderwerk aan de orde kwamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er verschillende posten van meer- en minderwerk zijn, waarbij Gielissen aanspraak maakt op betaling voor extra werkzaamheden die volgens haar niet in de oorspronkelijke overeenkomst waren opgenomen. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en een aantal vorderingen toegewezen, terwijl andere zijn afgewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere aktewisseling, waarbij partijen worden aangemoedigd om tot een minnelijke regeling te komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer:
Vonnis van 29 april 2020
in de zaak van
GIELISSEN’S BEDRIJVEN B.V., te Eindhoven ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. Poort te Eindhoven,
tegen
GGB INBALANS DBMO B.V., te Vianen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.J.H. Rutten te Rotterdam.
Partijen worden hierna Gielissen en inBalans genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 maart 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties;
  • het tussenvonnis van 31 juli 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
  • de akte overlegging producties en eisvermeerdering aan de zijde van inBalans;
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 december 2019 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele feitelijke onjuistheden binnen twee weken schriftelijk kenbaar te maken aan de rechtbank. Bij brief van 17 december 2019 heeft mr. Poort daarvan (namens Gielissen ) gebruik gemaakt. Bij brief van 19 december 2019 heeft mr. Rutten daarvan (namens inBalans) gebruik gemaakt. Deze brieven maken deel uit van het procesdossier. Het proces-verbaal zal gelezen worden met inachtneming van de inhoud van deze brieven, maar uitsluitend voor zover het correcties van feitelijke aard betreft. In geval van een geschil tussen partijen over de verslaglegging van het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van een voor de beslissing relevant punt, zal de rechtbank daarop in dit vonnis ingaan.
1.3.
De zaak is na sluiting van de comparitie naar de rol van 22 januari 2020 verwezen voor het onderzoeken van de mogelijkheid van een minnelijke regeling en het onderzoeken van de mogelijkheid om overeenstemming te bereiken over de meerwerkposten waaraan het betaalde bedrag van € 400.000 kan worden toegerekend.
1.4.
Partijen hebben op de rol van 22 januari 2020 laten weten niet tot overeenstemming te zijn gekomen. InBalans heeft zich bij akte van diezelfde dag uitgelaten over de toerekening van de betaling van € 400.000. Bij rolbeslissing van 19 februari 2020 heeft de rechtbank aan Gielissen gelegenheid gegeven om zich eveneens bij akte over de toerekening van dit bedrag uit te laten. Daarnaast is aan Gielissen gelegenheid gegeven om bij akte op – uitsluitend – de eisvermeerdering in reconventie te reageren. Gielissen heeft op 4 maart 2020 een akte (met één productie) genomen.
1.5.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
GGB inBalans (hierna: GGB) is een samenwerkingsverband tussen verschillende partijen. inBalans is de werkmaatschappij van GGB. Deze vennootschappen zijn opgericht ten behoeve van de bouw van het nieuwe gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda. Volgens het handelsregister houdt inBalans zich bezig met het implementeren en uitvoeren van het project tot het (doen) ontwerpen, (ver)bouwen, beheren, onderhouden en exploiteren van het gerechtsgebouw in Breda en alles wat daarmee samenhangt.
2.2.
Op 12 mei 2015 hebben GGB inBalans B.V. (hierna: GGB) en de Staat (het Rijksvastgoedbedrijf, het RVB) een DBFMO-overeenkomst gesloten op basis waarvan GGB een gebouw moest ontwerpen (Design), bouwen (Build), financieren (Finance), onderhouden (Maintain) en exploiteren (Operate) ten behoeve van de huisvesting van de rechtbank, het openbaar ministerie en de raad voor de kinderbescherming.
2.3.
Gielissen exploiteert een aannemingsbedrijf.
2.4.
Op 6 december 2016 hebben inBalans als opdrachtgever en Gielissen als opdrachtnemer (onderaannemer) een aannemingsovereenkomst (hierna: overeenkomst I) gesloten ten behoeve van de realisatie van het interieur van het gerechtsgebouw. Blijkens artikel 1 van overeenkomst I diende Gielissen de interieurbouw, het meubilair en wanden te prefabriceren (hierna: het Werk). De totale aanneemsom bedroeg € 4.450.000, te onderscheiden in een interieurdeel (€ 1.552.638) en een deel voor de wanden en kozijn (€ 2.897.362). Op Overeenkomst I zijn de algemene voorwaarden van inBalans van toepassing.
2.5.
In artikel 1 van Overeenkomst I is bepaald dat Gielissen zich verplicht alle werkzaamheden uit te voeren op basis van
back to back, wat volgens de tekst van Overeenkomst I betekent dat voor Gielissen eveneens de rechten en verplichtingen van toepassing zijn die van toepassing zijn in de relatie tussen het RVB en GGB, voor zover daarvan niet is afgeweken in Overeenkomst I. De overeenkomst tussen de Staat en GGB is niet aan Gielissen verstrekt. Verder is in dat artikel bepaald:
“(…) De opdrachtnemer [rechtbank: Gielissen ] dient producten/diensten te leveren c.q. werkzaamheden te verrichten die niet met name in deze Overeenkomst worden genoemd, doch kennelijk behoren tot het door de opdrachtnemer uit te voeren/te leveren deel van het project en noodzakelijk zijn voor een goede oplevering van de installatie. Indien de Opdrachtgever kosten moet maken die door derden zijn veroorzaakt, zal de Opdrachtgever de Opdrachtnemer ondersteunen de kosten te verhalen bij de betreffende partijen.”
2.6.
Ten aanzien van meer- en minderwerk is in artikel 13 bepaald dat dit alleen voor verrekening in aanmerking komt indien hierover van tevoren schriftelijke overeenstemming is bereikt tussen de projectleider van beide partijen. Volgens dat artikel kan Gielissen geen recht op meerwerk doen gelden als bepaalde onderdelen niet zijn genoemd maar wel op tekening staan, of wel zijn genoemd maar niet op tekening staan, of voor onderdelen die noodzakelijk zijn voor de juiste en complete uitvoering van de werkzaamheden. Verder is in dat artikel bepaald dat indien er binnen een redelijke termijn, met inachtneming van de overeengekomen tijdsplanning, geen overeenstemming wordt bereikt over de kosten van een wijziging, aanvullende werkzaamheden of meer-/minderwerk, Gielissen desondanks verplicht is om de wijziging, aanvullende werkzaamheden of meer-/minderwerk uit te voeren en inBalans het recht heeft om samen met een onafhankelijke deskundige de kosten te bepalen. Tot slot is in dat artikel bepaald dat voor zover hoeveelheden en aantallen ten gevolge van de uitvoering van het bestek afwijken van de offerte van Gielissen , deze niet verrekenbaar zijn.
2.7.
In artikel 4 van Overeenkomst I is de volgende rangorde bepaald:
Overeenkomst I;
Bijlagen en updates;
Algemene voorwaarden inBalans;
Aanvulling op de aanvraag houten wanden;
Offerteaanvraag houten wanden.
2.8.
Op 21 juni 2017 hebben partijen een aanvullende overeenkomst gesloten, waarbij inBalans aan Gielissen aanvullende werkzaamheden heeft opgedragen (Overeenkomst II). Het ging daarbij om de ontwikkeling van de vaste inrichting voor zittingzalen (artikel 4 van Overeenkomst II).
2.9.
Het Werk is in juni 2018 opgeleverd.
2.10.
Tussen partijen is discussie ontstaan over meer- en minderwerk. In een poging die discussie te beëindigen, heeft inBalans op 30 november 2018 een bedrag van € 400.000 aan Gielissen voldaan. Hiermee is het geschil niet ten einde gekomen. Vervolgens is Gielissen deze procedure gestart. Partijen zijn er niet in geslaagd om het door inBalans betaalde bedrag te koppelen aan de verschillende meer- en minderwerkposten.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Gielissen vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad samengevat - veroordeling van inBalans:
primair betaling van € 544.879 exclusief BTW (€ 659.304,47 inclusief BTW), vermeerderd de wettelijke (handels)rente, althans de wettelijke rente over het bedrag exclusief BTW, vanaf 18 december 2018.
Subisidiair betaling van een bedrag van € 898.805,06 exclusief BTW (€ 1.087.554,12 inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over € 898.805,06, over de periode 1 juni althans 12 juli althans 1 september 2018 tot aan 18 december 2018, te verminderen met een bedrag van € 400.000 exclusief BTW, zijnde € 484.000 inclusief BTW, en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente over het restant bedrag exclusief BTW vanaf 18 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Meer subsidiair een bedrag van € 498.805,06 exclusief BTW vanaf 18 december 2018, althans 19 januari 2019 althans de dag der dagvaarding althans 19 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast vordert Gielissen betaling van buitengerechtelijke kosten van € 6.775, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 juli althans 1 september 2018 althans 19 januari 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding. Een en ander met veroordeling van inBalans tot betaling in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
InBalans voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
InBalans vordert – na vermeerdering van eis bij akte en vermindering van eis (met € 30.000) ter zitting en samengevat – veroordeling van Gielissen tot betaling van, opgeteld, een bedrag van € 284.090,20, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de in de (vermeerderde) eis genoemde data, met veroordeling van Gielissen in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over deze kosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van vonnis is betaald.
3.5.
Gielissen voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Deze zaak gaat over een groot aantal meer- en minderwerkposten van het Werk. Het saldo meer- minderwerk bedraagt volgens Gielissen € 1.139.353,88. Gielissen stelt dat daarvan is betaald een bedrag van € 240.548,82 en dat zij daarom nog recht heeft op een bedrag van € 898.805,06. De rechtbank zal in het hiernavolgende de verschillende posten bespreken.
Hang- en sluitwerk
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het hang- en sluitwerk niet tot het oorspronkelijke Werk behoorde. De totale meerwerkofferte voor deze post komt – na een aantal wijzigingen – neer op een bedrag van € 386.760,30. inBalans heeft akkoord gegeven tot een bedrag van € 323.315,59, zodat het bedrag waar discussie over bestaat € 63.409,00 bedraagt. Het gaat hierbij om de volgende deelposten:
Kosten voor inkrozingen à € 10.575;
Kosten voor werkvoorbereiding, projectleiding, tekenaar € 6.920,99;
Kosten in verband met de overleggen die moesten plaatsvinden in verband met het hang- en sluitwerk à € 45.914,06.
4.3.
inBalans voert aan dat deze deelposten reeds tot het oorspronkelijk opgedragen Werk behoorden. De rechtbank overweegt ten aanzien van het hang- en sluitwerk als volgt.
a.
deelpost inkrozingen
4.4.
Met inBalans is de rechtbank van oordeel dat de post inkrozingen moet worden geacht reeds tot het opgedragen Werk te behoren. Op grond van de oorspronkelijke opdracht diende Gielissen reeds rekening te houden met sparingen/voorzieningen voor het hang- en sluitwerk. In de werkomschrijving, die behoorde tot de contractstukken, is ten aanzien hiervan vermeld:
“- De opdrachtgever levert en monteert het hang- en sluitwerk. De opdrachtnemer houdt rekening met
sparingen/voorzieningen voor het hang- en sluitwerk evenals voor de electrotechnische voorzieningen. U kunt hierbij denken aan lege buisvoorzieningen, achterhout, sparingen, slotgatsparingen, scharnierkrozingen, enz.”
4.5.
Gielissen diende dus op grond van de oorspronkelijke opdracht reeds rekening te houden met inkrozingen voor het nog te leveren hang- en sluitwerk. Tussen partijen is niet in geschil dat bij het aannemen van het Werk nog niet bekend was welk hang- en sluitwerk er zou worden geleverd. Evenmin is in geschil dat het aantal deuren gelijk is gebleven.
4.6.
Ter zitting is namens Gielissen naar voren gebracht dat er geen extra inkrozingen nodig waren geweest als het hang- en sluitwerk niet aan Gielissen als meerwerk zou zijn opgedragen. Gielissen heeft echter niet onderbouwd waarom het opgedragen meerwerk heeft geleid tot meer inkrozingen, enkel en alleen omdat zij (in plaats van inBalans) op grond van opgedragen meerwerk de partij is die het hang- en sluitwerk leverde. Hiermee is dus geen onderbouwing voor een aanspraak op meerwerk gegeven.
4.7.
Gielissen heeft daarnaast gesteld dat het meerwerk voor de inkrozingen voortvloeit uit de latere keuzes van inBalans voor het hang- en sluitwerk (zoals bijvoorbeeld de keuze voor een deurdranger), waarmee bij de offerte voor gunning nog geen rekening kon worden gehouden omdat het hang- en sluitwerk toen nog niet bekend was. Volgens Gielissen is het hang- en sluitwerk uiteindelijk veel complexer geworden dan op de eerste tekeningen bleek.
4.8.
Ook dit argument faalt. Nog daargelaten dat inBalans terecht betoogt dat Gielissen onvoldoende heeft onderbouwd welke inkrozingen er ten opzichte van de opdracht zijn bijgekomen, maakt het enkele feit dat het aantal inkrozingen groter is dan Gielissen op voorhand voor zichzelf had begroot, niet dat zij recht heeft op vergoeding van meerwerk. Gielissen heeft niet voldoende onderbouwd dat haar aanname van het aantal inkrozingen bij het afgeven van de prijs berustte op informatie die afkomstig was van inBalans. Ten tijde van de opdrachtverlening was het definitieve hang- en sluitwerk niet bekend. Voor zover zij als gevolg daarvan het aantal niet op voorhand heeft kunnen inschatten, had zij bij het afgeven van haar prijs een voorbehoud moeten maken. Nu zij dat niet heeft gedaan, moet de prijs die zij voor de inkrozingen bij het aannemen van het Werk heeft afgegeven worden geacht een vaste som te zijn en kan zij daar nu niet op terugkomen. Deze deelpost zal dan ook worden afgewezen.
b.
deelpost werkvoorbereiding, projectleiding, tekenwerk
4.9.
Gielissen vordert een bedrag van € 6.920,99 ten aanzien van extra uren voor de werkvoorbereiding, projectleiding en tekenwerk vanwege de verwerking van het hang- en sluitwerk in het Werk. De rechtbank is van oordeel dat deze post voor rekening van Gielissen dient te blijven. Uit de door Gielissen gegeven toelichting (productie 29 bij dagvaarding, post 1.4) leidt de rechtbank af dat het hier gaat om de verwerking van het hang- en sluitwerk in het Werk. Deze werkzaamheden hadden ook door Gielissen moeten worden uitgevoerd indien het hang- en sluitwerk niet aan haar maar aan een derde zou zijn opgedragen. Voor zover het gaat om extra werkzaamheden, had het op de weg van Gielissen gelegen om concreet toe te lichten welke extra werkzaamheden het precies betreft. Dit heeft zij onvoldoende duidelijk gemaakt.
c.
deelpost engineering
4.10.
Gielissen vordert verder vergoeding voor extra engineeringskosten van € 45.914,06. Uit de toelichting van Gielissen (productie 29, post 1.11) volgt dat het hier gaat om “Projectkosten overleggen Hang en Sluitwerk”. inBalans voert aan dat ook deze kosten reeds behoorden tot het opgedragen Werk. Zij verwijst daarbij naar artikel 7 van de Overeenkomst, in samenhang met bijlage 1a, waarin staat dat de engineering (rekenwerk en tekenwerk) door de opdrachtnemer wordt uitgevoerd. Verder voert zij aan dat Gielissen hoe dan ook bij de overleggen over het hang- en sluitwerk aanwezig had moeten zijn.
4.11.
De rechtbank volgt inBalans niet in dit betoog. Tussen partijen is niet in geschil dat de uitwerking van het hang- en sluitwerk een omvangrijke klus was en dat er veelvuldig overleg over diende te worden gevoerd. Dat Gielissen ook bij die overleggen had moeten zijn als een derde de opdracht ten aanzien van het hang- en sluitwerk zou hebben uitgevoerd betekent niet dat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Met Gielissen is de rechtbank van oordeel dat de inbreng voor overleg van een heel andere orde is wanneer een derde verantwoordelijk is voor het ontwerp en de keuzes van het hang- en sluitwerk. In dit geval werd van Gielissen een heel andere inbreng verwacht. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat dit tot aanzienlijk meerwerk heeft geleid. Deze deelpost ad € 45.914,06 kan dan ook als meerwerk worden aangemerkt.
RC4 deuren
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat Gielissen een aantal deuren met weerstandklasse RC4 moest leveren. Gielissen stelt dat uit de in bijlage 7a opgenomen documenten (die tot Overeenkomst I behoren) volgt dat inBalans heeft voorgeschreven dat de RC4 deuren van hout moesten worden vervaardigd. Gielissen wijst daartoe op in bijlage 7a opgenomen tekeningen met betrekking tot zittingszaal 01.Z.03, waarop een uitwerking van een houten RC4 deur/kozijn is te zien. Gielissen heeft haar aanbieding op dit voorgeschreven ontwerp en deze voorgeschreven materiaalkeuze van inBalans gebaseerd. Tijdens het werk – vóór bestelling – bleek dat de houten uitvoering niet kon voldoen aan de weerstandsklasse RC4 en dat om aan die weerstandsklasse te kunnen voldoen, de deuren in staal moesten worden uitgevoerd, wat duurder is dan hout. Gielissen stelt dat dit meerwerk is, dat voor rekening van inBalans komt, en vordert ten aanzien daarvan (met verrekening van minderwerk) een bedrag van € 49.968.
4.13.
inBalans betwist dat zij een verplichting tot bijbetaling voor meerwerk heeft. De extra kosten voor de stalen deuren komen volgens inBalans voor rekening van Gielissen . inBalans voert daartoe aan dat in de Werkomschrijving (die onderdeel is van Overeenkomst I) is bepaald dat de wanden en deuren moeten voldoen aan de weerstandsklassen zoals beschreven in het document IB-TEP-GEB-BO-1192. Dit document is leidend. In het desbetreffende document is ingetekend welke deuren moeten voldoen aan de RC4-eis. Volgens inBalans is het – hetzij op grond van de system engineering, hetzij op grond van de DBFMO-contractstructuur – de (ontwerp)verantwoordelijkheid van Gielissen om een keuze te maken voor een deur die aan de RC4-eis voldoet. Er is geen wijziging in voorgeschreven materialen opgedragen door inBalans, want er is niet door inBalans voorgeschreven dat een houten deur moest worden geleverd. Alleen de RC4-eis was gesteld. Hoe daaraan wordt voldaan, is aan Gielissen . De houten deur die in de Detailtekening (de Westag Type PI-54) werd genoemd, voldoet aan de RC4-eis. Gielissen had ervoor kunnen kiezen om bij de leverancier te onderzoeken of voor deze deur een conformiteitsverklaring kon worden gegeven, maar dat heeft zij niet gedaan. Gielissen is gelijk naar (duurder) staal overgestapt. Dat is een eigen keuze van Gielissen en geen meerwerk, aldus – steeds – inBalans.
4.14.
Het geschil tussen partijen komt daarmee in de kern erop neer of door inBalans een specifieke materiaalkeuze is voorgeschreven, in die zin dat niet alleen is voorgeschreven dat een deur met weerstandklasse RC4 moest worden geleverd, maar ook is voorgeschreven dat de deur in hout moest worden uitgevoerd. Om dat te beoordelen, moet de door partijen gesloten overeenkomst worden uitgelegd. Het is vaste rechtspraak dat daartoe niet alleen moet worden afgegaan op de taalkundige uitleg van de bewoordingen van het contract. Bij de uitleg komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden (Haviltex-maatstaf). Bij de uitleg – en de keuze om hierbij meer of minder gewicht toe te kennen aan de tekst van de bepalingen – kan onder andere van belang zijn wat de aard van de overeenkomst is, hoe de overeenkomst tot stand is gekomen en welke (rechts)kennis van de daarbij betrokken partijen mag worden verwacht.
4.15.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Op grond van Overeenkomst I is Gielissen verplicht alle werkzaamheden en leveringen uit te voeren in overeenstemming met alle documenten die volgens artikel 3 op het werk van toepassing zijn (artikel 1 Overeenkomst I). Volgens artikel 3 zijn op de overeenkomst onder meer van toepassing:
“- Bijlage 1a Technische omschrijving Werk-wanden, kasten, deuren en deurkozijnen d.d. 02-12-2016 (hierna: de Werkomschrijving, rechtbank).
(…)
Bijlage 7a Documentenlijst houten wanden d.d. 15-11-2016 (hierna: Bijlage 7a, rechtbank)”
4.16.
In de Werkomschrijving is onder meer het volgende bepaald:
“Belangrijke eisen ten aanzien van geluid, brandveiligheid en inbraakwerendheid
(…)
Weerstandklasse
3. De wanden en deuren voldoen aan de weerstandklassen zoals beschreven in het document IB-TEP-GEB-BO-1192, dit document is leidend.
(…)
*¹ = De opdrachtnemer toont aan dat de gevraagde onderdelen voldoen aan de gestelde (..) weerstandsklasse-eisen (..) door middel van een certificaat/ attest welke door een Notified Body is goedgekeurd. Deze certificaten worden voor aanvang voor het reken- en tekenwerk verstrekt. (…)
(…)”
4.17.
Op detailtekening IB-TEP-GEB-BO-1192 is ingetekend welke wanden en deuren aan de RC4 eis moeten voldoen. Partijen zijn het erover eens dat de details van de deuren zijn uitgewerkt in document IB-TED-GEB-HW-1533 (hierna: de Detailtekening), dat betrekking heeft op de RC4 deur in zittingszaal 01.Z.03. Deze detailtekening is vóór de gunning in opdracht van inBalans opgesteld door [B.V. 1] (hierna: [B.V. 1] ), samen met andere detailtekeningen. De door [B.V. 1] opgestelde detailtekeningen zijn (samen met diverse andere documenten) opgenomen in bijlage 7a (documentenlijst “Houten wanden”). De tekeningen zijn voor de contractvorming aan Gielissen verstrekt en maken onderdeel uit van Overeenkomst I.
4.18.
In de Detailtekening (nummers 8 en 9) zijn de details van de RC4 deur van zittingszaal 01.Z.03 te zien. Bij de deur staat vermeld:
“Westag deur Type PI-54 (..) RC 4”
4.19.
Tussen partijen is niet in geschil dat ‘Westag deur Type PI-54’ een bepaald type houten deur betreft van leverancier Westag. De rechtbank is met Gielissen van oordeel dat daaruit volgt dat inBalans heeft voorgeschreven dat voor de RC4 deuren een (specifieke) houten deur moest worden gebruikt. Het standpunt van inBalans dat alleen de RC4-eis was gesteld en dat het aan Gielissen was om te bepalen hoe daaraan zou worden voldaan, wordt niet gevolgd. Uit de artikelen 1, 3 en 5 van Overeenkomst I volgt dat Gielissen het Werk (waaronder deuren) moet leveren conform – onder meer – de in artikel 7a genoemde (detail)tekeningen, die ook aan Gielissen zijn verstrekt voor de contractvorming. Het gaat om detailtekeningen die zijn opgesteld door een – zo is niet in geschil – ter zake deskundig aannemer. Aangezien in die tekeningen ter zake van de RC4 deur een houten Westag deur tot uitgangspunt werd genomen, mocht Gielissen in haar aanbieding van een houten deur uitgaan.
4.20.
Als onweersproken staat vast dat Gielissen vóór bestelling van de deur, voor de afgifte van een certificaat navraag bij een deskundige (een Notified Body) heeft gedaan. Gielissen heeft gesteld dat uit deze navraag bleek dat met houten deuren niet aan de in de overeenkomst gestelde weerstandseisen zou worden voldaan. Alleen als de deuren in staal zouden worden uitgevoerd, zou een – door de overeenkomst vereiste – goedkeuring voor de RC4 deuren worden verkregen, aldus Gielissen .
4.21.
inBalans heeft deze stellingen van Gielissen – die worden ondersteund door de eerdere correspondentie van [B.V. 1] met derde partijen, waaruit volgt dat ook [B.V. 1] al twijfelde of met de in de detailtekeningen opgenomen Westag deur wel een conformiteitsverklaring kon worden gekregen (productie 41 Gielissen ) – onvoldoende gemotiveerd weersproken. De stelling van InBalans ter zitting dat ook met de voorgeschreven houten Westag-deur aan de RC4 eis had kunnen worden voldaan, is niet onderbouwd en wordt gepasseerd. Daarmee staat vast dat het noodzakelijk was om de deuren in staal in plaats van hout uit te voeren, om de gestelde weerstandseisen te kunnen halen.
4.22.
Vast staat ook dat Gielissen inBalans vooraf van de noodzaak tot het plaatsen van stalen deuren in plaats van de houten Westag deuren op de hoogte heeft gesteld en daarbij ook over de daaraan verbonden meerkosten heeft geïnformeerd. Verder staat als onvoldoende weersproken vast dat inBalans heeft ingestemd met een uitvoering van de deuren in staal in plaats van hout. inBalans heeft, nadat het vorenstaande door Gielissen ter sprake was gebracht, ingestemd met het bestellen van stalen deuren in plaats van de Westag deuren. Het voorbehoud dat inBalans daarbij heeft gemaakt, namelijk dat geen sprake is van een wijziging van de scope, slaagt niet. Uit hetgeen hiervoor onder 4.15 tot en met 4.19 is overwogen volgt dat sprake was van materialen en fabricaten, die in de tot Overeenkomst I behorende detailtekeningen waren voorgeschreven. Er is daarmee sprake van een door inBalans opgedragen wijziging in de scope van de opdracht. Op grond van artikel 13 Overeenkomst I heeft Gielissen recht op vergoeding van de aan de wijziging verbonden meerkosten.
4.23.
Het betoog van inBalans dat de meerkosten voor rekening van Gielissen moeten blijven, omdat Gielissen als redelijk bekwaam en redelijk handelend interieurbouwer had moeten wijzen op onjuistheden in de stukken (in dit geval dat met een houten deur de RC4 norm niet kon worden behaald), wordt niet gevolgd. Op grond van de artikelen 1 en 4 van Overeenkomst 1 is Gielissen verplicht om inBalans te wijzen op
kennelijkeonjuistheden in de opdracht, voordat tot uitvoering wordt overgegaan. inBalans heeft niet onderbouwd dat de omstandigheid dat voor de in de detailtekeningen opgenomen Westag deur geen RC4 certificaat kon worden afgegeven, een kennelijke onjuistheid is die Gielissen had moeten opmerken. Dit lag wel op haar weg, te meer nu ook de door InBalans zelf ingeschakelde onderaannemer ( [B.V. 1] ), kennelijk geen beletsel heeft gezien om de desbetreffende deur in de detailtekeningen op te nemen. Bovendien strookt deze stelling van inBalans niet met haar (evenmin onderbouwde) stelling ter zitting dat de voorgeschreven houten Westag deur is getest en wel degelijk aan de gestelde RC4 eis kan voldoen.
4.24.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de volledige meerkosten (€ 49.968,60) voor toewijzing in aanmerking komen. Gielissen heeft de meerkosten in een overzicht (productie 35) uitgewerkt. inBalans heeft die uitgewerkte kosten onvoldoende betwist. InBalans heeft ter zitting nog wel aangevoerd dat in het minderwerk alleen de nettoprijs van de oorspronkelijk aangeboden deuren is meegenomen, maar niet tevens de prijs van de oorspronkelijke kozijnen. inBalans heeft deze stelling echter onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd. Gielissen heeft in het overzicht een bedrag van € 14.113 opgenomen aan minderwerk voor de houten RC4 deuren (11 stuks) in de offerte. inBalans heeft verder niet toegelicht waaruit volgt dat in dat bedrag niet tevens vervallen kozijnen zijn meegenomen en welk bedrag dit ontbrekende minderwerk vertegenwoordigt. Zonder die informatie is het onmogelijk om te beoordelen of en zo ja, in hoeverre minderwerk ontbreekt. Het verweer van inBalans wordt gepasseerd.
Wanden zittingszalen en Raad voor de Kinderbescherming ad € 159.308
4.25.
Gielissen vordert meerwerk voor het demonteren en weer monteren van de houten wanden. Zij stelt dat het demonteren van reeds door haar (op verzoek van inBalans) geplaatste wanden nodig was. Toen zij de wanden plaatste, was het hang- en sluitwerk nog niet opgedragen. Na de keuze van het hang- en sluitwerk bleek dat het nodig was de wanden te demonteren. Daarnaast heeft Gielissen een verzoek gekregen van inBalans tot het verrichten van diverse, hiermee samenhangende, aanvullende meerwerken. Het totaalbedrag voor het meerwerk bedraagt € 130.156 (voor het demonteren en monteren van de panelen) en € 29.152 (voor de aanvullende werkzaamheden), samen dus € 159.308.
4.26.
Gielissen stelt tevens dat inBalans al met een deel van dit bedrag akkoord is gegaan, te weten met een bedrag van € 139.654. Dit betoog slaagt. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.27.
In een e-mailwisseling van 2 mei 2018 (productie 7 bij dagvaarding), waarin het onder meer gaat om deze meerwerkpost, schrijft inBalans hierover:
“Wandpanelen zittingzalen a 130.000,- Gezien wij van mening zijn dat Gielissen de wanden ook had moeten verwijderen als de sparingen correct waren komen wij voor deze post tot een maximale vergoeding van 100.000,- euro.
Panelen RvdK a 29.000,- Inbalans is van mening dat Gielissen hier efficiënter om had kunnen gaan met de productie van kozijnen d.d. Hierdoor komen wij tot een maximale vergoeding van 20.000 euro.”
4.28.
Later is daarbovenop ook nog een bedrag van € 19.654 door inBalans erkend. In een brief van 24 januari 2019 (productie 16 bij dagvaarding) schrijft inBalans:
“inBalans is bereid om aan de eerder toegezegde som van € 100.000,-- (zittingszalen) en € 20.000,-- (RvdK) zijnde € 120.000,-- nog € 19.654,-- toe te voegen, waardoor deze post uitkomt op
€ 139.654,--.
(…)
Alle meer- en minderwerkposten bij elkaar opgeteld geeft als som dat Gielissen in het kader van de afrekening meer- en minderwerk aanspraak kan maken op € 330.181,41 excl. BTW.
Alles overziende heeft InBalans uw cliënt op 24 oktober 2018, in het kader van een minnelijke regeling, wel een heel genereus eenmalig aanbod gedaan. Ook constateer ik dat de betaling van € 400.000,-- excl. BTW, die InBalans bij wijze van voorschot in december 2018 heeft verricht, hoger is dan het bedrag waar Gielissen aanspraak op kan maken. InBalans houdt zich dan ook nadrukkelijk het recht voor om hetgeen teveel is betaald terug te vorderen.
InBalans wijst alle vorderingen van Gielissen af, voor zover deze hiervoor niet worden erkend. (…)”
4.29.
De rechtbank is van oordeel dat uit de e-mail van 2 mei 2018 en de brief van 24 januari 2019 volgt dat inBalans toen heeft erkend dat sprake is van meerwerk dat voor vergoeding in aanmerking komt. Het enkele feit dat onderaan de e-mail staat vermeld dat als Gielissen dit voorstel niet accepteert, zij daaraan geen rechten kan ontlenen, maakt dat niet anders. Uit de formulering van de eerdere passage leidt de rechtbank af dat ook inBalans meende dat de werkzaamheden ten aanzien van de panelen als meerwerk moesten worden aangemerkt. Ook uit de brief van 24 januari 2019 volgt die erkenning, en wel tot het bedrag van € 139.654. Zij stelt daarin immers dat Gielissen volgens haar aanspraak kan maken op dat bedrag. Dat dit uitsluitend in het kader van een minnelijke regeling is gezegd, leidt de rechtbank uit die brief niet af. Op dat moment was al een bedrag van € 400.000 (exclusief btw) door InBalans aan Gielissen betaald. De brief van inBalans kan niet anders worden gelezen, dan dat inBalans (in elk geval op 24 januari 2019) van mening is dat het bedrag van € 139.654 deel uitmaakt van het totaalbedrag van € 330.181,41 waarop Gielissen volgens inBalans aanspraak kan maken en met het bedrag van € 400.00 al is betaald. In de brief valt niet te lezen dat InBalans op de betaling van dit erkende bedrag wil terugkomen. Tegen deze achtergrond ligt het op de weg van inBalans om deugdelijk te motiveren waarom zij, anders dan voorheen, meent dat er voor dit bedrag van € 139.654 geen meerwerkaanspraak is. Die motivering heeft zij niet gegeven. Voormeld bedrag kan om die reden dan ook in ieder geval als meerwerk worden aangemerkt waarvoor Gielissen terecht aanspraak heeft gemaakt op betaling.
4.30.
Voor zover Gielissen betaling vordert van het resterende bedrag van € 19.654 (€ 159.308 minus € 139.654), wordt die vordering afgewezen. Gielissen heeft in de facturen van 8 februari 2018 (€ 130.156) en 8 november 2017 (€ 29.152) het bedrag van € 159.308 in posten uiteengezet (productie 52 bij dagvaarding). Het ligt – gelet op de hoofdregels van stelplicht en bewijslastverdeling – op de weg van Gielissen om in deze procedure tegenover de betwisting van InBalans te onderbouwen waarom zij aanspraak heeft op vergoeding van al deze posten (en daarmee op het volledige bedrag van € 159.308). Die onderbouwing heeft Gielissen niet gegeven, zodat het restant van € 19.654 niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Aanleveren kozijnen
4.31.
Ten aanzien van de kozijnen vordert Gielissen een bedrag van € 41.116 aan meerwerk. Zij stelt dat zij op grond van de overeenkomst de kozijnen “fabrieks af” op het Werk zou afleveren, maar dat inBalans haar daarna – tijdens de uitvoering van het Werk – heeft opgedragen de kozijnen toch in losse onderdelen aan te leveren op de bouwplaat. Dat gaat gepaard met hogere kosten, die door Gielissen worden begroot op € 41.116.
4.32.
inBalans heeft onder meer tot verweer aangevoerd, onder verwijzing naar een brief van 15 augustus 2018 en een eerder gespreksverslag van 18 juli 2018 (respectievelijk productie 11 bij dagvaarding en productie 5 bij conclusie van antwoord), dat Gielissen deze post heeft prijsgegeven, omdat partijen al eerder tot overeenstemming waren gekomen dat dit werk tot de opdracht behoorde. Naar de rechtbank begrijpt, betoogt inBalans aldus dat Gielissen haar rechten om nog extra betaling voor dit werk te vorderen heeft verwerkt. Dit betoog slaagt.
4.33.
In het door inBalans genoemde gespreksverslag van [de directeur] (directeur van [B.V. 2] . (deelnemer van samenwerkingsverband inBalans) van 18 juli 2018 is het volgende opgetekend over een gesprek van diezelfde dag met dhrn. [A] en [B] (respectievelijk CEO en CFO van Gielissen ):
“2.6. is contractueel afgesproken, daarmee afgewezen. Erkent G ( Gielissen , rechtbank) ook.”
InBalans heeft gesteld – en Gielissen heeft niet betwist – dat 2.6 verwijst naar de onderhavige meerwerkpost van € 41.116.
4.34.
Vervolgens heeft mr. Poort op 15 augustus 2018 namens Gielissen een brief gestuurd naar inBalans. In deze brief schrijft mr. Poort – voor zover hier van belang:

VI. Openstaand Meerwerk demontabel maken kozijnen € 41.116,- exclusief BTW
Tijdens het gesprek tussen cliënte en de heer [de directeur] is besproken dat cliënte af zal zien van aanspraak op betaling van deze post en met u zal overleggen af te zien van betaling door cliënte van de door u genoemde posten zoals vermeld in uw e-mail van 2 mei 2018 en ook de posten die nu zijn vermeld onder het kopje ‘A. te verrekenen posten’ in uw brief van 20 juli 2018, welke door partijen tijdens deze bespreking de “schoenendoos” is genoemd. Partijen hebben hierover aldus tijdens het overleg in principe overeenstemming bereikt en in deze brief wordt de overeenstemming schriftelijk gemeld.”
4.35.
De rechtbank leest in de hierboven aangehaalde stukken een bevestiging van wat inBalans stelt, namelijk dat Gielissen te kennen heeft gegeven dat Gielissen geen aanspraak heeft op betaling van de door haar opgevoerde meerwerkpost van € 41.116,- voor het demontabel maken van de kozijnen en daarvoor ook geen betaling zal vorderen. Gielissen heeft, na de conclusie van antwoord, ook niet betwist dat dit onjuist is en dat de verklaringen anders moeten worden begrepen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat InBalans, gelet op deze eerdere mededelingen van Gielissen , gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat over deze post geen discussie bestond en Gielissen geen aanspraak zou maken op een vergoeding voor dit meerwerk. Daarmee heeft Gielissen haar rechten om ter zake nog betaling te vorderen, verwerkt (vgl. Hoge Raad 24 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2635). Het inhoudelijke debat over deze post kan verder onbesproken blijven.
Wijziging tafelbladen zittingszalen
4.36.
Partijen twisten over de financiële afrekening ter zake de tafelbladen van de tafels in de zittingszalen. In verband daarmee staat (als onvoldoende gemotiveerd weersproken) vast dat de tafels met vaste bladen (de journalistentafels en partijtafels) zijn voorzien van tafelblad met een
verticalenerfrichting (‘de verticale bladen’) en dat de tafels met verstelbare bladen (rechter en griffier) zijn voorzien van een tafelblad met een horizontale nerfrichting (‘de horizontale bladen’).
4.37.
Gielissen vordert voor de verticale zittingsbladen een bedrag van € 22.066,44 aan meerwerk. Gielissen stelt dat in haar aanbieding van 16 en 26 januari 2017 voor alle bladen met een horizontale nerfrichting is gerekend. Volgens Gielissen heeft inBalans vervolgens op 15 juni 2017 – na een e-mail van haar architect – verzocht om de houtrichting van het tafelblad van de verstelbare tafels te wijzigen naar verticaal.
4.38.
inBalans heeft weersproken dat sprake is van meerwerk. Zij voert aan dat juist sprake is van minderwerk, omdat partijen zijn overeengekomen dat de bladen met een verticale nerfrichting zouden worden uitgevoerd. inBalans wijst daarbij op wat contractueel is afgesproken. Volgens inBalans dient Gielissen dan ook € 14.500,- (als onverschuldigd betaald) terug te betalen, omdat de vaste tafels met een goedkopere horizontale nerfrichting zijn uitgevoerd.
4.39.
De kern van het geschil komt aldus neer op de vraag welke wijze van uitvoering partijen in Overeenkomst II als uitgangspunt zijn overeengekomen: een horizontale nerfrichting of een verticale nerfrichting.
4.40.
Het leveren van de tafelbladen van de tafels in de zittingszalen maakt deel uit van Overeenkomst II. In Overeenkomst II heeft Gielissen zich verbonden om ‘het opgedragen Werk’ tegen een prijs van € 880.000 te leveren. In verband met het Werk is in artikel 4 het volgende bepaald:
“De werkzaamheden waarop deze aanvullende overeenkomst betrekking hebben betreffen de hieronder genoemde zaken:
De engineering, het in de werkplaats van de Opdrachtnemer samenstellen en later op de bouwplaats het monteren van de zittingszaal meubels “Vaste inrichting zittingszalen en zittingkamers
(…)
Alle onderdelen zoals beschreven in de bijgaande bijlagen 1, 2 en 5 (…)”
4.41.
Als bijlage 5 is aan de overeenkomst gehecht de ‘demarcatieset 18-11-16-JGT’ met interieurtekeningen van de vaste inrichting van de zittingszaal. In deze set tekeningen is met betrekking tot het meubilair het volgende vermeld:
‘Algemeen vast meubilair zittingszalen:
Mbt fineer:
(…)
- Nerf/ fineer richting verticaal
- (…)”
4.42.
Uit de tekst van Overeenkomst II – in samenhang met bijlage 5 – volgt dat de tafelbladen met een verticale nerfrichting moesten worden uitgevoerd. Maar ook hier geldt dat de tekst van het contract niet allesbepalend is voor de beoordeling wat partijen zijn overeengekomen. Doorslaggevend is wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden (Haviltex-maatstaf). Daarbij kan ook betekenis toekomen aan de wijze waarop partijen zich tijdens de uitvoering hebben gedragen. In dat verband stelt de rechtbank het volgende vast.
4.43.
Gielissen heeft gesteld dat zij in haar aanbieding van 26 januari 2017 met een horizontale nerfrichting voor de tafelbladen heeft gerekend. Gielissen heeft echter niet concreet toegelicht waar dat in de aanbieding is terug te vinden, zodat deze stelling in zoverre niet deugdelijk is onderbouwd.
4.44.
Anderzijds heeft InBalans ook niet gemotiveerd weersproken dat de aanbieding van Gielissen van een horizontale nerfrichting uitging, terwijl ook vaststaat dat partijen na de aanbieding van Gielissen – en voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst – hebben besproken of de tafelbladen met een horizontale of verticale nerfrichting konden worden uitgevoerd en dat de architect van inBalans daartoe een door Gielissen vervaardigd model (mock-up) heeft beoordeeld. De architect van Gielissen heeft hierover in een e-mail van 14 juni 2017 het volgende geschreven:
“De fineerrichting van de rand rondom het in hoogte verstelbare blad kan uitgevoerd worden met de
horizontale fineerrichtingcf het voorstel van Gielissen gisteren in de mockup te [plaats] (rechter tafelblad op foto in attachment). Dit geldt alleen voor de
in hoogte verstelbare bladen(tafels OM en ZM).
De partijentafels en journalistentafels; tafels met vaste bladen, blijven ongewijzigd en krijgen wel gelijk aan de tekening de verticale fineerrichting op de bladrand. Dit omdat esthetisch gezien blad en ombouw daar een onlosmakelijk geheel vormen.
(…)”
inBalans heeft deze e-mail op 15 juni 2017 toegestuurd naar Gielissen . In de begeleidende e-mail schrijft inBalans:
“Zoals reeds gezamenlijk besproken, onderstaand de reactie vanuit de architect op het fineer van de kopse kanten van het blad.
Graag dit laatste punt opnemen in het tekenwerk en deze voor definitief aanbieden.”
4.45.
Vervolgens hebben partijen op 29 juni 2017 Overeenkomst II ondertekend.
4.46.
Dit brengt de rechtbank tot de vraag van welk uitgangspunt partijen zijn uitgegaan: van een verticale nerfrichting (conform bijlage 5) of van een horizontale nerfrichting (conform het door Gielissen gemaakte model). Voor de beantwoording van deze vraag is voor de rechtbank doorslaggevend dat Gielissen heeft gesteld dat partijen in augustus 2017 (na het ondertekenen van de overeenkomst) nader hebben gesproken over de tafelbladen en dat inBalans toen akkoord is gegaan met een bijbetaling van € 19.950 voor de 229 vaste tafels met verticale nerfrichting (dagvaarding, randnummer 134). inBalans heeft dat vervolgens niet weersproken. Uit de (onweersproken) uitkomst van dit gesprek volgt dat, hoewel de precieze meerkosten in geschil waren, beide partijen tot uitgangspunt namen dat Gielissen voor bladen met een verticale nerfrichting een aanspraak op meerwerk had. Daaruit volgt dat de uitleg van Gielissen (dat partijen een horizontale nerfrichting zijn overeengekomen) wordt gevolgd.
4.47.
Gelet op het bovenstaande heeft Gielissen in elk geval aanspraak op een bedrag van € 19.950. Gielissen heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom zij bovenop dit bedrag nog aanspraak heeft op een bedrag € 2.116,44. Gelet op het kennelijke geschil tussen partijen ligt het op haar weg om beter toe te lichten waarom een prijs van € 96,36 per tafelblad moet worden gehanteerd. Die toelichting ontbreekt, zodat Gielissen voor dit deel niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
Whiteboards, lockerkasten, tijdelijke werkbladen
4.48.
Gielissen vordert vergoeding van meerwerkkosten ten aanzien van whiteboards, lockerkasten en tijdelijke werkbladen voor een bedrag van in totaal € 33.517,54. inBalans heeft niet weersproken dat die kosten door haar moeten worden vergoed. Zij heeft evenwel aangevoerd dat Gielissen die kosten bij Facilicom (de vennootschap die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het pand) in rekening heeft gebracht en dat die kosten ook zijn betaald door Facilicom. Dit is door Gielissen vervolgens niet weersproken. Deze post zal dan ook worden afgewezen.
Armleuningen, garderobe achterwand en elektrische sloten
4.49.
Gielissen vordert een bedrag van in totaal € 32.100 in verband met meerwerkposten armleuningen, garderobe achterwand en elektrische sloten. inBalans heeft het meerwerk erkend en aangevoerd dat dit bedrag vlak voor of vlak na het uitbrengen van de dagvaarding al is voldaan. Dit is vervolgens niet weersproken door Gielissen . De rechtbank zal dit bedrag dan ook afwijzen.
in reconventie
opruimwerkzaamheden
4.50.
inBalans vordert een bedrag van € 20.503 aan opruimwerkzaamheden. Zij verwijst naar e-mails in de periode juli 2017 tot eind oktober 2017, waaruit volgens haar blijkt dat opruimen een hardnekkig probleem was op de bouw. Zij verwijst verder naar een e-mail van 2 mei 2018 waaruit blijkt dat de totale schoonmaak- en opruimkosten voor inBalans over het hele project € 75.000 bedroegen, die zij voor een deel bij Gielissen wenst te beleggen.
4.51.
Gielissen heeft betwist voormeld bedrag verschuldigd te zijn. Zij heeft aangevoerd dat zij al tijdens de uitvoering van het Werk aan inBalans heeft laten weten dat zij niet de partij is die zich niet aan haar verplichting heeft gehouden het Werk op te ruimen. Daarbij heeft zij gewezen op een e-mail van inBalans van 25 oktober 2017, waarin inBalans aan haar schrijft:
“ Het feit dat Gielissen met regelmaat opruimt is normaal en inherent aan de werkzaamheden. Het is bij Inbalans bekend dat er bedrijven op de bouw werken die minder (of niet) opruimen. Geloof me dat heeft onze aandacht.”
4.52.
De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de gemotiveerde betwisting van Gielissen op de weg van inBalans haar stelling dat Gielissen zich niet aan haar verplichting om op te ruimen heeft gehouden nader te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten, heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Later aanbrengen buitenpui
4.53.
inBalans vordert een bedrag van € 1.600. Het betreft kosten van de gevelleverancier voor de bevestiging van de buitenpui. Gielissen is volgens inBalans aansprakelijk voor deze kosten, omdat door vertraging in het werk van Gielissen de gevel pas later kon worden afgesloten.
4.54.
Gielissen heeft betwist aansprakelijk te zijn voor deze kosten. Gielissen betwist dat het Werk door haar toedoen is vertraagd. Gielissen wijst erop dat zij bij de voortgang van het werk afhankelijk is van andere (neven)aannemers, zoals de tegelzetter, die achter liep in de planning. Daarnaast heeft zij betwist dat de kosten vanwege het op een later moment aanbrengen van de buitenpui zijn verhoogd; de gevel moest hoe dan ook worden aangebracht, aldus Gielissen .
4.55.
inBalans heeft tegenover deze betwisting haar stellingen in verband met deze vordering niet nader onderbouwd, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Inzet transport door middel van een kraan
4.56.
inBalans vordert een bedrag van € 6.500 met betrekking tot de inzet van een kraan. Omdat onderdelen met vertraging werden aangeleverd en daarnaast ook in een grotere omvang dan vooraf voorzien, diende gebruik te worden gemaakt van een kraan. De hiermee verband houdende kosten komen voor rekening van Gielissen , aldus inBalans.
4.57.
Met Gielissen is de rechtbank van oordeel dat inBalans deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Gielissen heeft aangevoerd dat de kraan gedurende de hele bouw op het Werk aanwezig was en dus niet alleen voor Gielissen klaar stond. Zij heeft daarnaast betwist dat sprake is van zaken die groter bleken te zijn dan waarvan op voorhand werd uitgegaan. Hiertegenover heeft inBalans haar stellingen dat sprake is van aan Gielissen toe te rekenen extra kosten, niet nader onderbouwd. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Installatie nooddeuren
4.58.
inBalans stelt dat zij in verband met het later plaatsen van de buitenpui nooddeuren heeft moeten plaatsen. Zij vordert in dit verband een bedrag van € 2.500.
4.59.
Gielissen betwist dat door haar toedoen vertraging in het Werk is opgetreden. Vertraging in de levering van de deuren is het gevolg van het (niet aan Gielissen maar aan inBalans te wijten) proces rondom de keuzes ten aanzien van het hang- en sluitwerk. Los daarvan is evenmin het gestelde bedrag voor de nooddeuren onderbouwd, aldus Gielissen .
4.60.
Met Gielissen is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van inBalans lag om haar stellingen nader te onderbouwen, wat inBalans niet heeft gedaan. Deze vordering zal dan ook eveneens wegens niet voldoen aan de stelplicht worden afgewezen.
Bescherming vloer
4.61.
inBalans vordert een bedrag van € 4.500 vanwege de bescherming van de vloer. Zij stelt dat er niet conform bouwplanning kon worden ingehuisd. inBalans was al eerder klaar met vloer, die vervolgens moest worden beschermd. Dit heeft € 9.000 gekost, waarvan zij de helft van Gielissen vordert.
4.62.
Gielissen heeft betwist dat door haar toedoen vertraging is veroorzaakt. Gielissen verwijst daartoe naar wat zij hierover ook al in verband met de buitenpui en de nooddeuren heeft opgemerkt (zie hiervoor, 4.54 en 4.59).
4.63.
inBalans heeft de door haar gestelde aansprakelijkheid van Gielissen tegenover deze betwisting niet nader onderbouwd, zodat ook deze vordering wordt afgewezen.
Minderwerk Tribune
4.64.
Tussen partijen staat het volgende vast. inBalans heeft Gielissen in maart 2017 gevraagd om een aanbieding voor het parket van de tribunes in de zittingszalen.
Gielissen heeft in april 2017 een aanbieding gedaan voor € 41.254. Gielissen heeft dit bedrag als meerwerk bij inBalans in rekening gebracht. Het bedrag is door inBalans voldaan.
4.65.
InBalans stelt dat haar later is gebleken dat het parket reeds tot het aan Gielissen opgedragen Werk behoorde. inBalans verwijst daartoe naar de demarcatietekeningen (bijlage 5e tot en met 5g) bij de overeenkomst. Daarin staat dat alle groen gemarkeerde onderdelen tot de leveringsomvang van de opdrachtnemer behoren. inBalans wijst op detailtekening 537, waarin het parket is groengekleurd. Daaruit volgt volgens inBalans dat het parket tot de scope van de opdracht van Gielissen behoorde. inBalans vordert daarom een bedrag van € 40.000 op grond van onverschuldigde betaling, althans op grond van ongerechtvaardigde verrijking, terug.
4.66.
Gielissen betwist dat het parket op de tribunes tot het Werk behoorde. Zij verwijst daartoe naar haar aanbieding van 20 oktober 2016, waarin op pagina 3 staat:
“Bekleding van tapijt en parket wordt door derden geleverd en gemonteerd incl. randafwerking”
4.67.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande, in samenhang gelezen met de gang van zaken in 2017, waarbij inBalans (na het sluiten van Overeenkomst I) aan Gielissen heeft gevraagd om een aanbieding voor het parket, volgt dat beide partijen ervan uitgingen dat het parket – in afwijking van de demarcatietekeningen – op grond van Overeenkomst I geen onderdeel was van het aan Gielissen opgedragen werk. Dat dit anders is, heeft inBalans onvoldoende onderbouwd. De enkele verwijzing naar de demarcatietekeningen is onvoldoende, te meer omdat inBalans zelf een professionele partij is, inBalans zelf om een offerte voor het parket heeft gevraagd en inBalans in het hele traject in 2017 (van aanvraag tot betaling) dit als een meerwerkpost heeft beschouwd. Daarin is een zeer sterke aanwijzing te lezen dat tussen partijen in overeenstemming was dat het parket van de tribunes op grond van Overeenkomst I niet door Gielissen zou worden geleverd.
4.68.
De rechtbank volgt inBalans dus niet in haar stelling dat de betaalde kosten voor het parket geen meerwerk was en onverschuldigd zijn betaald. De vordering van inBalans wordt afgewezen.
Minderwerk horizontaal
4.69.
InBalans vordert een bedrag van € 14.500 aan minderwerk omdat de verstelbare tafelbladen van de zittingszaal met een horizontale nerfstructuur zijn uitgevoerd. Deze vordering wordt afgewezen, omdat geen sprake is van minderwerk. De rechtbank verwijst daartoe naar wat hiervoor onder 4.36 tot en met 4.46 is overwogen.
Minderwerk niet geleverde onderdelen
4.70.
inBalans vordert een bedrag van € 17.280 in verband met onderdelen waarvan zij stelt dat die niet zijn geleverd door Gielissen of al in de omvang van de opdracht zaten.
4.71.
Gielissen betwist dat de in het overzicht van inBalans genoemde onderdelen niet zijn geleverd. Gielissen heeft die betwisting in de conclusie van antwoord in reconventie toegelicht ten aanzien van de post vlonder (€ 570), de papierdoorvoerders (€ 320), de zitgelegenheid bij de portiersbalie (€ 4.000) en de ombouw van de scanpoort (€ 1.500).
4.72.
Gielissen heeft tevens aangevoerd dat het onmogelijk is om nog gemotiveerd in te gaan op de lijst met minderwerk, omdat de lijst niet is meegenomen bij oplevering en bij de oplevering geen melding is gemaakt van deze niet (door Gielissen ) geleverde onderdelen.
4.73.
Dit verweer slaagt niet. Het werk is in juni 2018 opgeleverd (verklaring mr. Poort op de comparitie van 4 december 2019). inBalans (althans haar werkvoorbereider) heeft enkele maanden daarvoor, op 7 maart 2018, een bericht gestuurd aan Gielissen met als bijlage de offerte voor het meubilair en balies. InBalans schrijft hierin:
“Zie in de bijlage jullie offerte voor het vaste meubilair en balies. Ik heb in de offerte met rood aangegeven, wat er volgens ons niet is geleverd door jullie.
Graag zie ik in de mmw-lijst (meer- en minderwerklijst, rechtbank) een post opgenomen worden voor hetgeen wat wij volgens jullie terug krijgen.”
4.74.
inBalans heeft in dit bericht voldoende duidelijk gemaakt wat volgens haar niet door Gielissen geleverd was en dat zij dit als minderwerk wilde verrekenen. Gielissen had toen verweer kunnen voeren en op de gemarkeerde onderdelen kunnen reageren. Gesteld noch gebleken is echter dat Gielissen dat toen heeft gedaan. Gielissen heeft is pas nader op het minderwerk ingegaan, nadat inBalans in deze procedure (in navolging op haar eerdere brief van 24 januari 2019) de lijst opnieuw ter sprake heeft gebracht, met ditmaal een staatje van de niet geleverde posten met bedragen. Voor zover Gielissen op dat moment – door tijdsverloop en de oplevering – minder goed in staat is om op dit staatje te reageren, komt dat gezien het voorgaande voor haar eigen rekening en risico. Bovendien staat in het staatje in meerdere gevallen door welke andere partij het onderdeel is geleverd (bijvoorbeeld: cilinderslotjes zijn geleverd door [X] ). Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom Gielissen daar in januari 2019 niet meer deugdelijk op had kunnen reageren. Hetzelfde geldt voor de in het staatje genoemde hoeveelheden en bedragen.
4.75.
De rechtbank komt daarmee tot het volgende oordeel ten aanzien van dit minderwerk. Ten aanzien van de genoemde vier posten heeft Gielissen gemotiveerd betwist dat sprake is van minderwerk. InBalans heeft haar andersluidende stelling daartegenover niet nader onderbouwd. Voor dat deel wordt de vordering afgewezen. Ten aanzien van de overige posten wordt de vordering als onvoldoende gemotiveerd betwist toegewezen, wat neerkomt op een bedrag van € 10.890.
Minderwerk meubels zittingszalen goedkoper
4.76.
inBalans vordert een bedrag van € 20.000 ten aanzien van de meubels van de zittingszalen. Zij stelt daartoe dat het de bedoeling was dat de diktekanten zouden worden uitgevoerd in 7 mm fineer, maar dat het uiteindelijk is uitgevoerd in 2 mm. Dit geldt ook voor het goedkoper uitvoeren van de hoekdetails in massief eikenhout van 2x2 mm in plaats van 5x5 mm. Ook de plinten rondom de verhoogde vloer voldoen niet aan de eisen die de interieurovereenkomst stelt. De plinten dienden te worden vervaardigd van massief eikenhout, terwijl ze uiteindelijk zijn uitgevoerd in eikenfineer. Deze uitwerkingen zijn goedkoper, en dus dient verrekening plaats te vinden, aldus steeds inBalans.
4.77.
Gielissen heeft ter zitting onweersproken naar voren gebracht dat op de tekeningen zichtbaar was dat in welke dikte zij deze werkzaamheden zou uitvoeren en dat inBalans daarop had kunnen zien hoe dit deel van het Werk zou kunnen worden uitgevoerd, maar dat zij daartegen toen niet heeft geprotesteerd. inBalans heeft akkoord gegeven op de tekeningen, waarna Gielissen de bladen conform tekening in productie heeft genomen. Gielissen heeft bovendien onweersproken gesteld dat de gestelde afwijking niet vóór oplevering bij Gielissen is gemeld, terwijl de gestelde afwijking wel eenvoudig bij de opname had kunnen worden vastgesteld. Met Gielissen is de rechtbank van oordeel dat inBalans in dat geval niet nu – na oplevering – daarvoor alsnog een minderwerkvordering kan indienen. Artikel 7:758 lid 3 BW staat daaraan in de weg.
4.78.
Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
System Engineering
4.79.
inBalans vordert betaling van een bedrag van € 21.600 in verband met system engineering. De rechtbank is van oordeel dat inBalans deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. inBalans heeft nagelaten toe te lichten wat Gielissen precies niet op orde had en welke werkzaamheden inBalans heeft moeten leveren om het werk van Gielissen op dit vlak alsnog op orde te krijgen. Dit had wel op haar weg gelegen, te meer nu Gielissen ook heeft weersproken dat zij de system engineering niet op orde had. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Boetes en kosten in verband met gebrekkige geluidsisolatie (klacht 12 juni 2018)
4.80.
inBalans vordert een bedrag van € 43.970,04 in verband met een gestelde tekortkoming bij de bouw van de wandpanelen. inBalans stelt dat de door Gielissen geleverde en geïnstalleerde wandpanelen bij de raadkamers van de zittingszalen niet beschikken over de vereiste isolatiewaarden.
4.81.
In verband met dit geschilpunt staan de volgende feiten en omstandigheden als onweersproken vast.
Op 12 juni 2018 – kort na oplevering en ingebruikneming van het gebouw – heeft inBalans een klacht ontvangen over de geluidsdichtheid van de raadkamers bij een van de zittingszalen. inBalans heeft de klacht opgepakt en – nadat een eerdere meting op 21 juni 2018 vanwege gebruik van de zittingszaal niet kon doorgaan – op 5 juli 2018 een meting laten uitvoeren door Arup Amsterdam (hierna: ‘Arup’). Op 12 juli 2018 heeft Arup een memo opgesteld. Hierin staat dat de geluidsisolatie tussen zittingszaal 2.1. en de aangrenzende ‘raadkamer OM’ 33 db(A) is, terwijl een isolatie van meer dan of gelijk aan 39 db(A) is vereist. Als opmerking bij de meting schrijft Arub:
“Deur te los in kozijn, met goed aangetrokken deur DnTA = 45 db(A)”
inBalans heeft het rapport van Arup per e-mail van 19 juli 2018 naar Gielissen gestuurd. In verband met de bevindingen van Arup ten aanzien van zittingszaal 2.1 schrijft inBalans:
“Wat: 3 stuks deuren naar raadkamers en AV kast
Aanpassingen: Kierdichting en valdorpels, rubbers zijn al gecheckt (dienen wel vastgekit te worden)”
Ook schrijft inBalans:
“Je ziet dat alleen 1.1. en 2.1 (zittingszaal 02-Z-16, rechtbank) gepland zijn, waarbij 2.1 het belangrijkst is omdat daar een melding op is gemaakt. (…) Mijn collega [C] kan jullie begeleiden, wij zien jullie medewerker vol verwachting tussen 13.00 en 15.30 uur verschijnen, zoals (..) voorgesteld. (..) Ontzettend bedankt dat jullie op dit korte tijdsbestek toch nog iemand beschikbaar hebben weten te maken!”
De volgende dag, op 20 juli 2018, heeft Gielissen werkzaamheden uitgevoerd.
Op 6 augustus 2018 heeft Arup in opdracht van inBalans opnieuw een geluidsmeting verricht. Op 7 augustus 2018 heeft Arup een nieuw memo opgesteld. In dit memo staat als resultaat van de meting van de scheiding tussen zittingszaal 2.1 en raadkamer OM vermeld: een waarde van 46 db(A), waar minstens 39 db(A) is vereist. Als opmerking schrijft Arup:
“Na aanpassen kierdichting en opnieuw afstellen wordt voldaan aan de eis uit de OS.”
4.82.
inBalans stelt dat uit de rapporten van Arup volgt dat Gielissen niet aan de gestelde isolatie-eisen had voldaan, ook niet na de herstelpoging op 20 juli 2018. inBalans vordert in verband met de gestelde tekortkoming:
  • een boete van € 34.443,04 die het RVB zou hebben opgelegd;
  • een bedrag van € 4.800 in verband met de alternatieve geluidsmetingen door Arup;
  • een bedrag van € 4.730 in verband met de herstelwerkzaamheden.
4.83.
De rechtbank overweegt als volgt. De gevorderde boetes zullen worden afgewezen. De rechtbank is met Gielissen van oordeel dat inBalans onvoldoende heeft onderbouwd dat die boetes zijn opgelegd door het RVB. inBalans heeft zelf ook ter zitting erkend dat het nog niet tot daadwerkelijke oplegging van een boete is gekomen. Daarnaast voert Gielissen terecht aan dat inBalans niet heeft onderbouwd dat voor zover het RVB boetes heeft opgelegd, deze boetes ook zijn doorgelegd naar inBalans. Niet inBalans is immers de contractspartij van de Staat, dat is GGB.
4.84.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de geluidmetingen en de herstelkosten geldt het volgende. Het gaat hier om schade, bestaande uit kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en kosten van herstelwerk door derden. Voor vergoeding van dergelijke schade is vereist dat voor vergoeding van dergelijke kosten (schade) vereist dat de schuldenaar
in verzuimis met de nakoming van zijn verplichtingen (artikel 6:74 BW). Voor verzuim is in beginsel vereist dat de schuldenaar de gelegenheid wordt geboden om eerst zelf het gebrek te herstellen (artikel 6:82 lid 1 BW). Dat geldt hier te meer, aangezien ook artikel 7:759 lid 1 als uitgangspunt bepaalt dat bij na oplevering opgekomen gebreken de aannemer de gelegenheid moet krijgen die zelf te herstellen. Niet is gebleken dat inBalans Gielissen die herstelmogelijkheid tijdig heeft geboden. inBalans heeft na ontvangst van de klacht van 12 juni 2018 zelfstandig Arup ingeschakeld, zonder Gielissen hierin te betrekken. Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat Gielissen pas op of rondom 19 juli 2018 van de klacht en het onderzoek van Arup op de hoogte is gesteld. inBalans heeft niet onderbouwd – en evenmin is gebleken – dat het inschakelen van Arup in samenspraak met Gielissen is gebeurd of dat het onmogelijk was om na 12 juni 2018 eerst Gielissen zelf de gelegenheid te bieden onderzoek te doen en tot herstel over te gaan. De rechtbank is van oordeel dat de kosten van het onderzoek van Arup onder deze omstandigheden niet voor rekening van Gielissen kunnen worden gebracht. Dat geldt ook voor de kosten van de tweede meting van augustus 2018, die immers samenhangt met eerdere onderzoek. De rechtbank ziet overigens in de tweede meting van Arup geen aanknopingspunt voor de stelling van inBalans dat de gebreken op 20 juli 2018 niet deugdelijk door Gielissen waren hersteld, zodat er ook in zoverre geen grondslag bestaat om de kosten voor deze tweede meting voor rekening van Gielissen te brengen.
4.85.
Uit het voorgaande volgt dat er ook geen grondslag bestaat om herstelwerk door derden voor rekening van Gielissen te laten brengen. Bovendien is niet gebleken inBalans het onderhavige gebrek door een derde heeft laten verhelpen. Volgens inBalans heeft zij de gebreken aan de geluidsisolatie laten verhelpen door aannemer [aannemer] , tegen een bedrag van € 4.730,00 (conclusie van eis in reconventie, 16.26). Maar van dat herstelwerk ontbreekt enige onderbouwing. De enige bekende factuur van [aannemer] (ter hoogte van het door inBalans gestelde bedrag) betreft de e-mail van [aannemer] van16 juli 2018 (productie 16, bijlage 4), maar die ziet op werkzaamheden in
mei2018 en dus evident op een andere kwestie dan het onderhavige geschilpunt. Derhalve moeten de gestelde herstelkosten door [aannemer] alleen al vanwege het gebrek aan enige onderbouwing worden afgewezen.
4.86.
De slotsom is dat alle vorderingen in verband met de klacht van 12 juni 2018 worden afgewezen.
Boetes en kosten in verband met gebrekkige geluidsisolatie (2019)
4.87.
Daarnaast vordert inBalans een bedrag van € 53.131,72 vanwege een gestelde tekortkoming in geluidsisolatie in zittingszaal 2.9, die in februari 2019 is gemeld. Zij stelt dat het RVB haar een boete ter hoogte van dat bedrag heeft opgelegd in verband met het niet voldoen aan de gestelde eisen (conclusie van vermeerdering van eis in reconventie, 1.4).
4.88.
Ter zitting heeft inBalans evenwel verklaard dat er nog gesprekken met het RVB worden gevoerd of het daadwerkelijk tot oplegging van de boete komt. Het staat dus vast dat inBalans nog niet in haar vermogen is getroffen (te minder omdat niet de Staat maar GGB opdrachtgever is van InBalans), terwijl bovendien kennelijk geenszins zeker is of de boete ook zal worden opgelegd (en dan ook voor de gebreken aan zaal 2.9). Wat er ook verder van de discussie over het gestelde gebrek zij, komt de vordering tot betaling van het betreffende boetebedrag alleen al hierom niet voor toewijzing in aanmerking.
Meerwerkposten 002, 021, 051, 058
4.89.
inBalans vordert met betrekking tot deze meerwerkposten een bedrag van respectievelijk € 14.584,05 (MW002), € 776,16 (MW021), € 2.538,20 (MW031) en € 11.059 (MW058), opgeteld een bedrag van € 28.957,41.
4.90.
Gielissen betwist niet dat deze posten minderwerk betreffen. Zij voert echter aan dat deze posten reeds zijn verrekend in haar meer- en minderwerkoverzicht.
4.91.
Gielissen verwijst voor de verrekening naar het als productie 19 overgelegde overzicht van meer- en minderwerk, waarop de vordering in conventie (dat wil zeggen het totaal van € 400.000 (voorschot) en € 498.805,06 (restant) is gebaseerd. Uit productie 19 blijkt dat de posten MW002, MW021 en MW031 in mindering zijn gebracht op het hiervoor genoemde totaalbedrag van € 898.805.06, maar MW058 maar voor een deel, namelijk € 1.863 voor de katheders. Uit het overzicht blijkt niet dat het bedrag van € 9.196 voor de functiebordjes in mindering is gebracht, terwijl de rechtbank begrijpt dat Gielissen niet betwist dat dit minderwerk is (antwoordakte eisvermeerdering, randnummer 31).
4.92.
Dat leidt tot het volgende oordeel. Gielissen heeft voldoende onderbouwd dat een bedrag van € 19.761,41 al in het in conventie gevorderde bedrag verrekend is. Voor het bedrag van € 9.916 is dat niet aangetoond. Dit bedrag kan in reconventie worden toegewezen, althans met het meerwerk worden verrekend.
Kosten in verband met verkeerde meubels verband houdend met meerwerkpost 070
4.93.
Gielissen heeft gesteld dat zij meerwerkkosten heeft gemaakt in verband met het verplaatsen van meubels, omdat de meubels in de weg stonden voor derden, waaronder installateurs.
4.94.
inBalans stelt daar tegenover dat het geen meerwerk voor Gielissen is geweest die voor vergoeding in aanmerking komt, maar een schadepost voor inBalans. Gielissen heeft – zo stelt inBalans – foutieve meubels geleverd voor de strafraadkamer (zaal 3.17). Zij had onderscheid moeten maken tussen meubels voor de strafraadkamer en de zittingszalen. Dat heeft zij niet gedaan. Het leveren van de verkeerde meubels heeft tot extra werkzaamheden bij inBalans geleid, omdat de geleverde meubels niet compatibel bleken met het overige meubilair en Gielissen weigerde de meubels te herstellen. inBalans is hierdoor genoodzaakt tot verwijdering van vloerbedekking, verlegging van de kabels, herstellen van de vloerbedekking, nieuwe vloerbedekking en extra manuren, aldus inBalans. Zij vordert in dit verband een bedrag van € 5.500.
4.95.
Gielissen heeft betwist dat zij de verkeerde meubels heeft geleverd. Verder betwist zij de door inBalans gevorderde kosten.
4.96.
De rechtbank is met Gielissen van oordeel dat inBalans haar vordering die hiermee verband houdt, onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft de gestelde kosten van € 5.500 niet uitgewerkt en onderbouwd, noch heeft zij nader onderbouwd dat de door haar genoemde (en kennelijk tot het bedrag van € 5.500,- behorende) werkzaamheden verband houden met een tekortkoming van Gielissen . Evenmin heeft inBalans een concrete onderbouwing gegeven van haar stelling dat Gielissen , nadat partijen op 8 maart 2018 over de onjuiste maatvoering hadden gesproken, heeft geweigerd om de meubels aan te passen. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Schadevergoeding in verband met meerwerkpost 066
4.97.
inBalans vordert een bedrag van € 3.500 in verband met schade die zij stelt te hebben geleden in verband met een pui voor de wachtkamer achter de centrale portiersloge. De pui die Gielissen heeft geleverd was te laag, als gevolg waarvan een extra plaat moest worden bevestigd. Dit heeft tot gevolg dat niet aan de weerstandseis wordt voldaan. Gielissen heeft toegezegd een nieuwe pui te leveren, maar dat heeft zij niet gedaan. Hoewel het RVB bij de oplevering geen bezwaar heeft gemaakt tegen de huidige pui, kan het RVB daar nog op terugkomen, aldus InBalans. Zij vordert een financiële vergoeding voor vervanging van de pui door een exemplaar dat wel aan de weerstandeis voldoet.
4.98.
Gielissen heeft betwist dat zij de nieuwe pui niet heeft geleverd. Zij voert verder aan dat de kosten noch het gebrek bij oplevering is gemeld, terwijl Gielissen ook nooit op enige andere wijze in gebreke is gesteld.
4.99.
Met Gielissen is de rechtbank van oordeel dat inBalans haar vordering op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. inBalans heeft niet onderbouwd dat sprake is van een tekortkoming. Los daarvan valt niet in te zien dat inBalans het bedrag al op voorhand van Gielissen kan vorderen, zonder dat daadwerkelijk sprake is van schade en er ook geen enkel aanknopingspunt is dat de gestelde schade in de toekomst nog zal worden geleden. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
samenvatting oordeel conventie en reconventie
4.100. Het hierboven gegeven oordeel betrekking tot (het genoemde deel van) de vordering in conventie en de vordering in reconventie komt, samenvattend, op het volgende neer.
4.101. In conventie is een bedrag van in totaal € 532.888,19 terecht als meerwerk in rekening gebracht, namelijk:
  • € 323.315,59 en € 45.914,06 (hang- en sluitwerk);
  • € 49.968,60 (RC4-deuren);
  • € 139.654 (wanden);
  • € 19.950 (tafelbladen).
Voor een bedrag van opgeteld € 145.999,97 geldt dat niet (deel hang- en sluitwerk, deel wanden, kozijnen demontabel maken, deel tafelbladen, whiteboards, lockerkasten, tijdelijke werkbladen, en armleuningen, garderobe achterwand en elektrische sloten).
4.102. In reconventie is een bedrag van in totaal € 20.806 toewijsbaar (€ 10.890 minderwerk niet geleverde onderdelen en € 9.916 voor minderwerk functiebordjes, MW058).
4.103. Voor het overige deel van (€ 284.090,20 minus € 20.806 =) € 263.284,20 wordt de vordering in reconventie afgewezen.
resterende meerwerkposten conventie
4.104. Daarmee resteren nog de meerwerkposten waarop Gielissen in de dagvaarding – in het kader van het weerleggen van het verweer – nader is ingegaan (dagvaarding, 161 tot en met 179). Het betreft de meerwerkposten MW010, MW011, MW017, MW018, MW023, MW028, MW029, MW032, MW045, MW046, MW053, MW057, MW066, MW068, MW069, MW070, MW071, MW072, MW Zitje 01, MW puien demarcatie en MW ‘vereenvoudiging zittingszaal meubels type 9 en 10)’.
4.105. inBalans is in de conclusie van antwoord niet nader ingegaan op hetgeen in de dagvaarding over deze meerwerkposten is gesteld. inBalans heeft wel verweer gevoerd in de (op 20 november 2019 voor de comparitiezitting ontvangen) akte overlegging producties en eisvermeerdering (in reconventie). Hoewel inBalans daarmee in strijd heeft gehandeld met de processuele regeling van artikel 128 lid 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, waarin is bepaald dat alle principale verweren in de conclusie van antwoord naar voren moeten worden gebracht, op straffe van het recht om dat alsnog te doen, acht de rechtbank die wijze van procederen in dit geval begrijpelijk. Uit de dagvaarding van Gielissen werd ook voor de rechtbank in eerste instantie niet duidelijk wat Gielissen beoogde met dit deel van haar dagvaarding. Om die reden heeft de rechtbank de akte van inBalans toegestaan. Dat betekent echter – anders dan inBalans in haar brief aan de rechtbank als reactie op het proces-verbaal betoogt – niet dat de rechtbank reeds heeft beslist dat Gielissen niet meer in de gelegenheid zal worden gesteld te reageren op de akte van inBalans. De rechtbank heeft dat in beraad gehouden. Nu Gielissen ter zitting voldoende duidelijk heeft gemaakt wat zij beoogde met dit deel van de dagvaarding, inBalans daarop schriftelijk (met verwijzing naar meerdere aanvullende producties) heeft gereageerd, maar Gielissen onvoldoende gelegenheid heeft gehad om daar ter zitting op te repliceren, zal Gielissen daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld. De rechtbank zal de zaak daartoe verwijzen naar de rol van
27 mei 2020.Daarna zal inBalans in de gelegenheid worden gesteld daarop nog (kort) te reageren. Het gaat hierbij uitdrukkelijk alleen om de akte van inBalans van 20 november 2019 waarin zij ingaat op de hier bedoelde meerwerkposten, met uitzondering van MW069, omdat die post door inBalans als meerwerk is erkend (akte eisvermeerdering, 14.1). Overige stellingen en weren zal de rechtbank buiten beschouwing laten.
4.106. Los van deze aanstaande aktewisseling geeft de rechtbank partijen nogmaals uitdrukkelijk in overweging om alsnog tot een minnelijke regeling te komen langs de lijnen van de in dit tussenvonnis gegeven (bindende) eindbeslissingen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 27 mei 2020 voor de in 4.105 bedoelde akte aan de kant van Gielissen ; inBalans kan vervolgens op de rol van 24 juni 2020 bij antwoordakte op – uitsluitend – de hiervoor genoemde akte reageren.
5.2.
houdt iedere beslissing aan;
in reconventie
5.3.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Honée en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 29 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 2431