ECLI:NL:RBDHA:2020:4284
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag in verband met coronamaatregelen
In deze zaak heeft [Naam 1], mede namens zijn minderjarige kind [Naam 2], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft op 26 maart 2020 het beroep kennelijk gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak eiser te horen in de algemene asielprocedure. De staatssecretaris heeft echter verzet aangetekend tegen deze uitspraak, met als argument dat de coronamaatregelen zijn mogelijkheden om aan de uitspraak te voldoen ernstig beperken. De rechtbank heeft in deze procedure beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht zonder zitting is gedaan, en of de argumenten van de opposant in verzet aanleiding geven tot twijfel over de uitkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat door de coronamaatregelen, die op 16 maart 2020 zijn ingegaan, er geen gehoren met vreemdelingen meer plaatsvinden. Dit maakt het voor de staatssecretaris zeer waarschijnlijk onhaalbaar om binnen de gestelde termijn een gehoor af te nemen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit argument in een normale procedure had kunnen aanvoeren, wat mogelijk tot een andere uitkomst had geleid. Daarom is het verzet gegrond verklaard en vervalt de eerdere uitspraak van 26 maart 2020. De rechtbank zal het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond en vraagt de staatssecretaris naar de actuele stand van zaken.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is in het openbaar bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.