ECLI:NL:RBDHA:2020:4284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
NL20.638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag in verband met coronamaatregelen

In deze zaak heeft [Naam 1], mede namens zijn minderjarige kind [Naam 2], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft op 26 maart 2020 het beroep kennelijk gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak eiser te horen in de algemene asielprocedure. De staatssecretaris heeft echter verzet aangetekend tegen deze uitspraak, met als argument dat de coronamaatregelen zijn mogelijkheden om aan de uitspraak te voldoen ernstig beperken. De rechtbank heeft in deze procedure beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht zonder zitting is gedaan, en of de argumenten van de opposant in verzet aanleiding geven tot twijfel over de uitkomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat door de coronamaatregelen, die op 16 maart 2020 zijn ingegaan, er geen gehoren met vreemdelingen meer plaatsvinden. Dit maakt het voor de staatssecretaris zeer waarschijnlijk onhaalbaar om binnen de gestelde termijn een gehoor af te nemen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit argument in een normale procedure had kunnen aanvoeren, wat mogelijk tot een andere uitkomst had geleid. Daarom is het verzet gegrond verklaard en vervalt de eerdere uitspraak van 26 maart 2020. De rechtbank zal het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond en vraagt de staatssecretaris naar de actuele stand van zaken.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is in het openbaar bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.638

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, opposant

(gemachtigde: M.M.M. Ten Bosch).

Procesverloop

[Naam 1] heeft, mede namens zijn minderjarige kind [Naam 2], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
Bij uitspraak van 26 maart 2020 met bovengenoemd zaaknummer heeft de rechtbank dit beroep kennelijk gegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.

Overwegingen

1. In de uitspraak van 26 maart 2020 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, het beroep kennelijk gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en verweerder opgedragen om binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak eiser te horen in de algemene asielprocedure.
2. Opposant voert in verzet aan dat zijn mogelijkheden om aan deze uitspraak te voldoen in ernstige mate zijn beperkt door de maatregelen die zijn genomen in het kader van het voorkomen van de verspreiding van het coronavirus. Zo vinden de gehoren met vreemdelingen niet langer doorgang. Opposant wijst hierbij op zijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal van 15 maart 2020 met kenmerk 2020/01.
3. In verzet kan slechts worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb is overgegaan. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze procedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als er in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een normale behandeling ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst.
4. Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke situatie zich hier voor. Uit de door opposant aangehaalde brief blijkt dat er met ingang van 16 maart 2020 tot nader orde geen gehoren met vreemdelingen meer plaatsvinden, omdat is besloten dat vanwege het coronavirus alle contacten in de migratieketen tot een minimum moeten worden beperkt. De rechtbank acht deze maatregel begrijpelijk. Gelet op deze maatregel is naar nu blijkt de opdracht aan opposant in de uitspraak van 26 maart 2020 om binnen acht weken een gehoor af te nemen zeer waarschijnlijk onhaalbaar. Opposant had dit in beroep kunnen aanvoeren als het beroep op zitting zou zijn behandeld en dit had mogelijk tot een andere uitkomst geleid. Het verzet is dan ook kennelijk gegrond.
5. Dit brengt gelet op artikel 8:55, negende lid, van de Awb met zich dat de uitspraak van 26 maart 2020 vervalt. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om het beroep aan te houden, maar zal aan opposant per bericht in het digitale dossier vragen naar de actuele stand van zaken en aan de hand daarvan beoordelen of het beroep verder kan worden behandeld.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.