Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.ZUIDELIJKE LAND- EN TUINBOUWORGANISATIE, te Den Bosch,
[eisende partij sub 2], te [plaats 1] ,
[eisende partij sub 3], te [plaats 2] ,
[eisende partij sub 4], te [plaats 3] ,
[eisende partij sub 5a], te [plaats 4] ,
[eisende partij sub 5b], te [plaats 4] ,
[eisende partij sub 6a], te [plaats 4] ,
[eisende partij sub 6b], te [plaats 4] ,
[eisende partij sub 7], te [plaats 5] ,
[eisende partij sub 8], te [plaats 6] ,
[eisende partij sub 9], te [plaats 7] ,
[eisende partij sub 10], te [plaats 8] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 juli 2018, met producties 1 tot en met 30;
- conclusie in het incident tot verwijzing ex artikel 220 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tevens houdende conclusie van antwoord van de zijde van de Provincie, met producties 1 tot en met 42, van 17 oktober 2018;
- conclusie van antwoord in het incident van de zijde van ZLTO c.s., van 31 oktober 2018;
- akte verzoek uitlating en overlegging (deels) dagvaarding POV c.s. van de zijde van de Provincie, met productie 43, van 14 november 2018;
- antwoordakte in het incident van de zijde van ZLTO c.s. van 5 december 2018;
- verzoek om pleidooi van de zijde van de Provincie van 17 december 2018;
- reactie op het verzoek om pleidooi tevens houdende verzoek om vonnis in het incident te wijzen van de zijde van ZLTO c.s. van 7 januari 2019;
- akte van de zijde van ZLTO c.s. om de procedure te verwijzen naar rechtbank Den Haag van 20 februari 2019;
- het incidenteel vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 27 maart 2019;
- akte overlegging producties van de zijde van de Provincie, met producties 44 tot en met 51, van 10 juli 2019;
- incidentele conclusie houdende een provisionele vordering van de zijde van ZLTO c.s., met producties 1 tot en met 8, van 21 augustus 2019;
- nadere conclusie van antwoord in het incident houdende een provisionele vordering ex artikel 223 Rv van de zijde van de Provincie, met producties 52 tot en met 58, van 18 september 2019;
- akte rectificatie nummers 4.7 en 6.23 nadere conclusie van antwoord in het incident houdende een provisionele vordering van de zijde van de Provincie van 25 september 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 december 2019 en de daarin genoemde stukken;
- antwoordakte tevens wijziging van eis inzake de provisionele vordering van de zijde van ZLTO c.s., met productie 14, van 18 december 2019;
- akte overlegging producties in de hoofdzaak tevens in het incident houdende een provisionele vordering van de zijde van de Provincie, met producties 65 en 66, van 18 december 2019;
- antwoordakte wijziging eis inzake de provisionele vordering, tevens houdende akte correctie van de zijde van de Provincie van 8 januari 2020;
- antwoordakte in incident en in de hoofdzaak tevens wijziging en vermeerdering van eis in de hoofdzaak van de zijde van ZLTO c.s. van 8 januari 2020.
2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident
veehoudersvanaf het moment van uitspraak in de hoofdzaak twaalf maanden de gelegenheid zullen hebben om de hiervoor bedoelde aanvraag of melding in te dienen waarbij de Provincie wordt veroordeeld zich gedurende die twaalf maanden te onthouden van handelingen en gedraging die op artikel 2.66 lid 1 en 2 IOV zijn gegrond, waaronder het uitvoeren of doen uitvoeren daarvan, althans dat het de Provincie wordt verboden om handhavend op te treden op grond van de hiervoor genoemde IOV, al het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20.000 per dag of dagdeel dat de Provincie dat verbod overtreedt;
jegens eisershandhavend op te treden op grond van de hiervoor genoemde IOV, al het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20.000 per dag of dagdeel dat de Provincie dat verbod overtreedt. Zulks tot slot onder de bepaling dat in het geval de vordering in de hoofdzaak niet wordt toegewezen
eisersvanaf het moment van uitspraak in de hoofdzaak twaalf maanden gelegenheid zullen hebben om de hiervoor bedoelde aanvraag of melding in te dienen waarbij de Provincie wordt veroordeeld zich jegens eisers gedurende die twaalf maanden te onthouden van handelingen en gedraging die op artikel 2.66 lid 1 en 2 IOV zijn gegrond, met name het uitvoeren of doen uitvoeren daarvan, althans dat het de Provincie wordt verboden om jegens eisers handhavend op te treden op grond van de hiervoor genoemde IOV, al het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20.000 per dag of dagdeel dat de Provincie dat verbod overtreedt;