ECLI:NL:RBDHA:2020:4260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidskundige gronden met medische onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Bildirici, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, welke door verweerder was afgewezen op basis van de arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat de arbeidskundige beoordeling onjuist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige b&b de functies die aan eiseres zijn geduid, passend heeft beoordeeld, ondanks de door eiseres aangevoerde beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd had toegelicht dat het buigen tot 90 graden incidenteel en kortdurend was, en dat de functies productiemedewerker textiel en samensteller elektrotechnische apparatuur geschikt waren voor eiseres. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,- en het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2265

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Bildirici),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers).

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 13 april 2018 afgewezen.
Bij besluit van 27 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als pedagogisch medewerker kinderopvang voor 36 uur per week. Zij heeft zich op 13 november 2013 ziekgemeld vanuit de Werkloosheidswet met psychische klachten. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft verweerder aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Op 31 augustus 2015 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 15 oktober 2015 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Bij besluit van 21 juli 2016 heeft verweerder het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 16 februari 2017 heeft deze rechtbank het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.
1.2
Op 13 april 2018 heeft eiseres opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag per 13 april 2018 afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.1
Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en betoogt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst eiseres naar het in beroep ingebrachte rapport van verzekeringsarts [verzekeringsarts] ( [verzekeringsarts] ) van 4 december 2019. Gelet op de hernia en maagklachten van eiseres acht [verzekeringsarts] een beperking op (diep) buigen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aan de orde. Naar aanleiding van dit rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) op 14 februari 2020 een nieuwe FML opgesteld. In deze FML heeft de verzekeringsarts b&b een beperking opgenomen voor de beoordelingspunten buigen (kan ongeveer 60 graden buigen (tas van de grond oppakken), incidenteel verder, bijvoorbeeld om iets op te rapen, is toegestaan) en gebogen en/of getordeerd actief zijn (kan minder dan 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn (schoenveters strikken), tot aan 45 graden geen duidelijke beperking, voorbij die buighoek beperkt qua duur en slechts kortdurend toegestaan). Ter zitting heeft eiseres verklaard dat het beroep zich nu nog enkel richt tegen de arbeidskundige component van het bestreden besluit.
3.2
Eiseres kan zich niet verenigen met de arbeidskundige beoordeling. Zij is beperkt op de beoordelingspunten buigen en gebogen en/of getordeerd actief zijn. Eiseres kan ongeveer 60 graden buigen en verder buigen is incidenteel toegestaan. In de functie productiemedewerker textiel, geen kleding wordt gedurende vijf uur twee keer per uur
90 graden gebogen. Eiseres verwijst naar de brief van [verzekeringsarts] van 4 maart 2020, waarin deze arts stelt dat het buigen tot 90 graden structureel dagelijks voorkomend is en daarmee de belastbaarheid van eiseres overschrijdt. Deze functie is daarom niet passend, aldus eiseres. De functie samensteller, elektrotechnische apparatuur kan eiseres niet beoordelen op geschiktheid, omdat uit het arbeidskundig onderzoek niet blijkt hoeveel graden wordt gebogen. Dit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, stelt eiseres.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Op grond van artikel 55, eerste lid, onder b, van de WIA en het derde lid van dit artikel ontstaat - kort gezegd - indien aan het einde van de wachttijd geen recht op een uitkering is ontstaan omdat de verzekerde op die dag niet gedeeltelijk arbeidsgeschikt was, binnen vijf jaar alsnog recht op uitkering met ingang van de dag dat hij wel gedeeltelijk arbeidsgeschikt wordt indien de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak.
6. Eiseres heeft eerst ter zitting nieuwe arbeidskundige gronden naar voren gebracht en niet is gebleken dat zij deze gronden niet eerder had kunnen aanvoeren. Het toelaten van de eerst ter zitting aangevoerde gronden levert strijd op met de goede procesorde, omdat verweerder zich hierover niet voldoende heeft kunnen uitlaten. De rechtbank laat deze gronden daarom buiten beschouwing.
7.1
In bezwaar heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies herbeoordeeld. Hij is tot de conclusie gekomen dat deze functies passend zijn. Het gaat om de functies productiemedewerker textiel, geen kleding (excl. patroontekenen, in- en verkoop) (SBC-code 272043), productiemedewerker (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050) en de als reserve geduide functie administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133).
7.2
Naar aanleiding van het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b van 14 februari 2020 en de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b op 20 februari 2020 een aanvullend rapport opgesteld. De arbeidsdeskundige b&b concludeert in zijn rapport dat de geduide functies onveranderd passend zijn voor eiseres. Haar arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt daarom niet.
8.1
De beroepsgrond van eiseres dat de functie productiemedewerker textiel, geen kleding niet passend is omdat meer dan incidenteel 90 graden wordt gebogen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt hiertoe dat het tot de taak en de deskundigheid van de arbeidsdeskundige behoort om te oordelen of de geduide functies geschikt zijn met inachtneming van de beperkingen van de betrokkene. Aan het oordeel van [verzekeringsarts] over de geschiktheid van deze functie komt daarom niet de betekenis toe die eiseres hieraan gehecht zou willen zien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn aanvullende rapport van 20 februari 2020 gemotiveerd toegelicht dat het buigen tot 90 graden geen overschrijding geeft omdat het incidenteel en kortdurend is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor twijfel aan de geschiktheid van deze functie.
8.2
Met betrekking tot de beroepsgrond van eiseres dat uit het arbeidskundig onderzoek niet blijkt hoeveel graden wordt gebogen in de functie samensteller, elektrotechnische apparatuur, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de beoordelingspunten 4.10.1 (buigen) en 5.6.1 (gebogen en/of getordeerd actief zijn) met elkaar samenhangen. Beoordelingspunt 4.10.1 betreft een dynamische handeling en beoordelingspunt 5.6.1 een statische houding. De buigingshoek bij het ene beoordelingspunt is ook van toepassing bij het andere beoordelingspunt. Bij beoordelingspunt 4.10.1 vereist deze functie een buigingshoek van 30 graden. Dit betekent dat bij beoordelingspunt 5.6.1 voor deze functie tevens een buigingshoek van 30 graden geldt. Het werk in deze functie wordt zittend verricht, waarbij niet meer dan 30 graden wordt gebogen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze toelichting van verweerder te twijfelen. Van een onvolledig arbeidskundig onderzoek is de rechtbank niet gebleken. De beroepsgrond van eiseres dat het arbeidskundig onderzoek onzorgvuldig is, slaagt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet.
8.3.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit berust op een juiste arbeidskundige grondslag.
9. Het bovenstaande betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
10. Omdat pas in beroep een toereikende onderbouwing is gegeven voor de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat het aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de toegevoegde beperkingen in de aangepaste FML niet leiden tot een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid en dat de eerder geduide functies nog steeds passend zijn voor eiseres. Verder heeft eiseres in beroep voldoende gelegenheid gehad zich alsnog uit te laten over de aangepaste FML en de nadere rapportage van de arbeidsdeskundige b&b. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
11. De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb aanleiding om verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van
Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2020 door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.