ECLI:NL:RBDHA:2020:4251

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
HAA 20/1848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 5 maart 2020 hebben verzoekers, waaronder Dzena Tuzlak, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag. Dit verzoek was gericht tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. De reden hiervoor was dat verzoekers het griffierecht van € 178,- niet tijdig hadden betaald. De griffier had hen op 11 maart 2020 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen. Deze brief was op 13 maart 2020 bezorgd, maar verzoekers hebben hierop niet gereageerd en het griffierecht niet betaald. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen verontschuldiging was voor het verzuim van het tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1848

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] , geboren op [geboortedatum 1] ,

[eiser 2] ,geboren op [geboortedatum 2] ,
[eiser 3], geboren op [geboortedatum 3] ,
Dzena Tuzlak, geboren op [geboortedatum 4] ,
Van Bosnië-Herzegovina nationaliteit,
Hierna te noemen verzoekers,
(gemachtigde: mr. D. Tuzlak),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben op 5 maart 2020 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb € 178,-. Op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen twee weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het verzoek op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 11 maart 2020 verzoekers in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 13 maart 2020 is bezorgd op het kantooradres van gemachtigde. Verzoekers hebben niet gereageerd.
4. Verzoekers hebben het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoekers hebben geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.