Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de aanvraag van eiser, een Nicaraguaanse nationaliteit houder, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 20 augustus 2019 een aanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft op 9 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder diende op 9 april 2020 een verweerschrift in.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank stelt vast dat eiser op 12 februari 2020 verweerder schriftelijk heeft meegedeeld dat deze in gebreke was, maar dat op dat moment verweerder nog niet in gebreke was. Dit betekent dat er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar is wel openbaar bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.