ECLI:NL:RBDHA:2020:4229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
NL20.3110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning asiel door gebrek aan geldige ingebrekestelling

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de aanvraag van eiser, een Nicaraguaanse nationaliteit houder, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 20 augustus 2019 een aanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft op 9 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder diende op 9 april 2020 een verweerschrift in.

De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank stelt vast dat eiser op 12 februari 2020 verweerder schriftelijk heeft meegedeeld dat deze in gebreke was, maar dat op dat moment verweerder nog niet in gebreke was. Dit betekent dat er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar is wel openbaar bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.6110

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] ,geboren op [geboortedatum] , van Nicaraguaanse nationaliteit eiser
V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 9 maart 2020 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 20 augustus 2019.
Op 9 april 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Uit artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt dat op de aanvraag om een asielvergunning binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag wordt beslist.
6. Uit het dossier blijkt dat eiser op 20 augustus 2019, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend.
7. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 19 februari 2020 op de aanvraag moeten beslissen.
8. Eiser heeft verweerder bij brief van 12 februari 2020 meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig te beslissen. Uit het voren overwogene volgt dat verweerder op 12 februari 2020 nog niet in gebreke was te beslissen op de aanvraag. Nu er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk.
9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier.
De uitspraak is gedaan op 11 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.