In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een vrouw, geboren in 1986, die zich in een ernstige psychische crisis bevond. De officier van justitie had op 2 januari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 1 januari 2020 was opgelegd. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf en haar advocaat, aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, voortvloeiend uit psychische stoornissen zoals anorexia nervosa en een bipolaire stoornis. De betrokkene had recentelijk een actieve doodswens geuit en had zichzelf ernstig getoxiceerd met medicatie en alcohol. Gezien de ernst van de situatie was het noodzakelijk om de procedure voor een zorgmachtiging niet af te wachten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van vocht, voeding en medicatie, evenals het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht, noodzakelijk waren om het ernstige nadeel af te wenden. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 27 januari 2020. De beschikking is gegeven door rechter B. Martinez-Hammer, bijgestaan door griffier K.S. Versteegen, en is op 17 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt.