ECLI:NL:RBDHA:2020:4213
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 in het kader van COVID-19
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die op 11 januari 2020 aan eiser, een Algerijnse vreemdeling, was opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is vanwege de COVID-19 pandemie. Eiser zit al meer dan vijf maanden in bewaring en er is geen zicht op een vlucht naar Algerije. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en de huidige situatie rondom de coronamaatregelen, waarbij is vastgesteld dat de detentieomstandigheden niet in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van het coronavirus te voorkomen noodzakelijk zijn en dat de detentieomstandigheden niet onevenredig bezwarend zijn voor eiser.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit gebeuren zodra het weer mogelijk is.