ECLI:NL:RBDHA:2020:4188
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van parkeervergunning wegens overschrijding van toegestane voertuighoogte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk over de intrekking van een parkeervergunning. De intrekking vond plaats op basis van een besluit van 8 januari 2019, waarbij werd vastgesteld dat het voertuig van de eiser 16 centimeter hoger was dan de toegestane hoogte van 2,40 meter volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 9 maart 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat zijn voertuig binnen de toegestane lengte van 6 meter valt en dat andere voertuigen in de buurt niet worden gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van het voertuig van eiser inderdaad de toegestane hoogte overschrijdt, wat in strijd is met de APV. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, omdat het niet duidelijk maakte dat de intrekking van de vergunning specifiek op de hoogte van het voertuig was gebaseerd.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de intrekking van de parkeervergunning blijft bestaan, omdat het voertuig van eiser niet voldoet aan de hoogte-eisen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.