ECLI:NL:RBDHA:2020:4186

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 april 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was onder de beperking 'het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst' ingediend in het kader van de regeling 'zoekjaar hoogopgeleiden'. Het primaire besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de aanvraag afwees, dateert van 16 december 2018. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar door de staatssecretaris op 2 juli 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, in deze zaak is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, omdat niet langer voldaan wordt aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in de Awb. Dit betekent dat er geen directe samenhang meer is tussen het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening, waardoor de voorzieningenrechter niet bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen.

De uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/6123
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 april 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoekster] , verzoekster, V-nummer [V-nummer]

tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 16 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’, in het kader van de regeling ‘zoekjaar hoogopgeleiden’ afgewezen.

Bij besluit van 2 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Bij uitspraak van vandaag, in de procedure met zaaknummer AWB 19/6036, heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard.
3. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt , griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 april 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld