ECLI:NL:RBDHA:2020:4185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6036
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Chinese nationaliteit houdende vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de regeling 'zoekjaar hoogopgeleiden', welke door de staatssecretaris op 16 december 2018 werd afgewezen. Eiseres diende op 18 januari 2019 een bezwaarschrift in, maar dit werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van vier weken was ingediend. Eiseres stelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend door het ontbreken van een toevoeging in de adressering van het besluit, waardoor het besluit niet goed bij haar was aangekomen.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift fatale termijnen zijn en dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om een overschrijding van deze termijn verschoonbaar te achten. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres aangevoerde reden, het ontbreken van de toevoeging 'B' in het huisnummer, onvoldoende was om het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar te achten. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, in verband met de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/6036

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’, in het kader van de regeling ‘zoekjaar hoogopgeleiden’ afgewezen.
Op 18 januari 2019 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ontvangen.
Bij besluit van 2 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1964 en heeft de Chinese nationaliteit. Eiseres was van 29 juli 1999 tot 1 april 2016 in het bezit van een verblijfsvergunning regulier met de beperking ‘studie’. Daarna was eiseres van 7 juni 2016 tot 7 juni 2017 in het bezit van een verblijfsvergunning regulier met de beperking ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’ in het kader van de regeling ‘zoekjaar hoogopgeleiden’. Eiseres heeft op 18 september 2018 een nieuwe aanvraag ingediend voor laatstgenoemde verblijfsvergunning.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het primaire besluit afgewezen omdat zij niet heeft aangetoond dat zij na afloop van haar vorige zoekjaar een nieuwe opleiding heeft afgerond of (opnieuw) wetenschappelijk onderzoek heeft verricht. Ook heeft eiseres niet aangetoond dat zij voldoet aan een van de andere voorwaarden van artikel 3.42, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het bezwaarschrift niet heeft ingediend binnen de hiervoor gestelde termijn van vier weken. De door eiseres opgegeven reden acht verweerder niet afdoende om het te laat indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar te achten.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het besluit. Verweerder is vergeten de letter B toe te voegen aan het huisnummer van het woonadres van eiseres. Eiseres woont in een studentenhuis met anderen. Doordat de toevoeging met B is weggelaten kwam het besluit niet goed bij haar terecht. Het lag niet in haar postbakje.
5. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 69 van de Vreemdelingenwet 2000 een termijn van vier weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Op grond van artikel 6:11, van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Aan de orde is de vraag of verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres haar bezwaarschrift niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft ingediend. In geschil is of de door eiseres opgegeven reden, namelijk het ontbreken van de toevoeging B in de adressering van het besluit, voor het te laat indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is te achten.
6.3.
De rechtbank overweegt dat het, gelet op vaste jurisprudentie, om een zeer uitzonderlijk geval moet gaan alvorens een overschrijding van een bezwaar- of beroepstermijn verschoonbaar te achten. In beginsel zijn de termijnen voor het instellen van bezwaar en beroep fatale termijnen, bij overschrijding waarvan niet-ontvankelijkheid dient te worden uitgesproken. Dit kan anders zijn wanneer voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene gedurende de gehele termijn niet in staat is geweest om, bijvoorbeeld vanwege medische omstandigheden, zijn belangen te behartigen.
6.4. Naar het oordeel van de rechtbank vormt hetgeen door eiseres is aangevoerd onvoldoende reden om het niet tijdig instellen van het bezwaar verschoonbaar te achten.
Het besluit is toegezonden aan het adres waarop eiseres staat ingeschreven bij de Basisregistratie Personen (BRP). Dat adres met het huisnummer zonder toevoeging van de letter B dient, ook gelet op de overige stukken, te worden aangemerkt als huisadres. De letter B is geen officiële huisnummertoevoeging. Dat het adres is onderverdeeld in kamers die intern weer een eigen nummertoevoeging hebben maakt dit niet anders. De verdeling van post is dan ook een interne gelegenheid voor de bewoners. Niet valt in te zien dat een huisgenoot de post niet in het juiste vakje van een andere huisgenoot kan leggen.
Gelet hierop komt het voor haar eigen rekening en risico dat een huisgenoot het poststuk te laat aan eiseres heeft overhandigd.
Tot slot faalt het betoog van eiseres ten aanzien van de datum van het ingediende bezwaarschrift. Verweerder heeft in het bestreden besluit bevestigd dat het bezwaarschrift op 18 januari 2019 is ontvangen. Ten aanzien van de datum 22 januari 2019 heeft verweerder alleen gesteld dat op die datum de gronden van bezwaar kenbaar zijn gemaakt.
6.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 april 2020.
griffier rechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.