ECLI:NL:RBDHA:2020:4154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift wegens te late indiening en DigiD-problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van verweerder, waarbij een bedrag van € 175,31 van haar werd teruggevorderd. Verweerder verklaarde het bezwaarschrift niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij problemen had met het inloggen via DigiD, waardoor zij het bezwaarschrift niet tijdig kon indienen. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar bezwaarschrift op 2 november 2019 had ingediend, terwijl de termijn op 1 november 2019 afliep. De rechtbank concludeerde dat het te late indienen van het bezwaarschrift aan eiseres was te rekenen, omdat zij ook andere indieningsmethoden had kunnen gebruiken, zoals per post. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het bezwaarschrift niet-ontvankelijk had verklaard. Eiseres had ook aangevoerd dat verweerder haar niet had gebeld over haar bezwaarschrift, maar de rechtbank vond dit niet onrechtmatig, gezien de omstandigheden. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7968

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Alsemgeest).

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een bedrag van
€ 175,31 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 4 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Op 23 april 2020 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. Aan deze hoorzitting hebben eiseres en gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

1. Eiseres is het er niet mee eens dat verweerder haar bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres heeft meerdere dagen geprobeerd om een bezwaarschrift in te dienen, maar er waren telkens problemen met het inloggen via DigiD. Daarom heeft eiseres niet binnen de voorgeschreven termijn haar bezwaarschrift kunnen indienen.
2. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. In dit geval liep de bezwaartermijn af op 1 november 2019. Dat is tussen partijen ook niet in geschil. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar bezwaarschrift digitaal heeft ingediend op 2 november 2019. Eiseres is dus één dag te laat geweest met het indienen van haar bezwaarschrift, zoals zij zelf ook heeft aangegeven in haar beroepschrift.
3. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit betekent, kort gezegd, dat de rechtbank moet beoordelen of het te late indienen van het bezwaarschrift eiseres is aan te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Als eiseres in de dagen voorafgaand aan 1 november 2019 problemen had met DigiD, had zij ook op een alternatieve manier – zoals per post – bezwaar kunnen maken. In het primaire besluit van 20 september 2019 heeft verweerder ook op deze mogelijkheid gewezen. Eiseres kon weliswaar niet weten dat de DigiD-problemen dagenlang zouden aanhouden, maar de rechtbank is van oordeel dat het voor risico van eiseres moet komen dat zij het op de laatste dagen van de bezwaartermijn heeft laten aankomen. Oftewel: als eiseres er zeker van wilde zijn dat haar bezwaarschrift tijdig zou zijn ingediend, had zij het zekere voor het onzekere moeten nemen en het bezwaarschrift (óók) per post moeten indienen. Omdat het te late indienen van het bezwaarschrift eiseres is aan te rekenen heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.1
Eiseres heeft er nog op gewezen dat verweerder haar niet heeft gebeld over haar bezwaarschrift, terwijl dat wel is toegezegd in de ontvangstbevestiging van
4 november 2019. Verweerder heeft in beroep tijdens de telefonische hoorzitting toegelicht dat de ontvangstbevestiging een standaardbrief is die wordt verzonden wanneer er een bezwaarschrift binnenkomt. Vervolgens is het bezwaarschrift van eiseres snel opgepakt door een juridisch medewerker die het bezwaarschrift van eiseres nog op dezelfde dag niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2
De rechtbank overweegt dat verweerder mag afzien van het horen in de bezwaarfase als het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit staat in artikel 7:3, aanhef en onder a van de Awb. Dit is het geval indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. Omdat er geen twijfel over is dat eiseres te laat was met het indienen van haar bezwaarschrift en haar dit ook is aan te rekenen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen afzien van het horen. Hoewel verweerder in beroep heeft erkend dat het niet netjes is geweest dat eiseres ondanks de toezegging niet is gebeld en daarvoor haar excuses heeft aangeboden, is de rechtbank – gelet op het vorenstaande – het met verweerder eens dat dit het bestreden besluit niet onrechtmatig maakt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 7 mei 2020 gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is niet in staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.