ECLI:NL:RBDHA:2020:4150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AWB 18/181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haar en haar minderjarige kind. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend die op 10 mei 2017 was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 december 2017 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 18 september 2018 werd de zaak aangehouden om aanvullende beroepsgronden te bespreken en om eiseres de gelegenheid te geven een contra-expertise in te brengen. Eiseres had een tweede mvv-aanvraag ingediend, die op 14 augustus 2019 werd ingewilligd, maar verzocht desondanks om een uitspraak over de proceskosten.

De rechtbank overwoog dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat verweerder aan het beroep van eiseres was tegemoetgekomen, en dat de afwijzing van het verzoek om proceskostenveroordeling terecht was. De rechtbank wees het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen af, omdat er geen bewijsnood was aangetoond en de identiteit en gezinsband niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Ok, in aanwezigheid van griffier mr. A.W. Martens, en is verzonden aan partijen. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/181
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 4 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres]

geboren op 1 juli 1995, eiseres,
V-nummer: [#] ,
alsmede namens haar minderjarige kind,
[kind] ,
geboren op 1 juli 2014,
V-nummer: [#]
beiden van Eritrese nationaliteit,
(gemachtigde: mr. drs. M. van Riel, advocaat te Alkmaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Jalouqa, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2017 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van nareis met als doel “verblijf als gezinslid bij [referent] (referent) afgewezen.
Bij besluit van 11 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft 14 september 2018 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verder is de referent verschenen. De zaak is ter zitting aangehouden om verweerder de gelegenheid te geven te reageren op aanvullende beroepsgronden en om eiseres in de gelegenheid te stellen een contra-expertise in te brengen tegen het onderzoek van Bureau Documenten naar de kerkelijke huwelijksakte.
Verweerder heeft die nadere reactie gegeven op 5 oktober 2018 en eiseres heeft een contra-expertise ingebracht op 16 oktober 2018. Op 25 oktober 2018 heeft eiseres een reactie gegeven op de brief van verweerder van 5 oktober 2018. Vervolgens heeft verweerder op 6 november 2018 een weerwoord ingebracht van Bureau Documenten op de contra-expertise.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens gepland op de zitting van de meervoudige kamer van 28 maart 2019.
Bij brief van 14 maart 2019 heeft verweerder aan de rechtbank bericht dat referent voor eiseres een tweede mvv-aanvraag heeft ingediend op 11 januari 2019 waarbij een kopie van een huwelijksakte, een bewonerspas en twee geboorteaktes zijn overgelegd. Daarbij is een onderzoek van Bureau Documenten gevoegd, waarbij de geboorteaktes en de bewonerspas echt zijn bevonden. Verweerder heeft aangegeven dat een gerede kans bestaat dat nader onderzoek in de vorm van bijvoorbeeld DNA-onderzoek door verweerder zal worden aangeboden en dat in dat geval het procesbelang in de onderhavige zaak waarschijnlijk zal komen te vervallen. Om die reden heeft de rechtbank, conform de wens van partijen, de zaak aangehouden in afwachting van de verdere voortgang in die tweede mvv-aanvraag.
De gemachtigde van eiseres heeft op 7 oktober 2019 bericht dat de tweede mvv-aanvraag is ingewilligd bij besluit van 14 augustus 2019. Het beroep is ingetrokken maar eiseres heeft daarbij nog wel verzocht om uitspraak te doen op het verzoek om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen het onderzoek gesloten zonder het houden van een nadere zitting, conform het bepaalde in artikel 8:57, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb.
In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
Verweerder heeft de onderhavige mvv-aanvraag in het bestreden besluit afgewezen op de volgende gronden. Er is volgens verweerder geen sprake van bewijsnood ten opzichte van het overleggen van identiteitsdocumenten. Eiseres heeft haar identiteit en haar gezinsband met referent niet aannemelijk gemaakt. Ook de identiteit en gezinsband tussen het kind van eiseres en referent is niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft daarom geen vervolgonderzoek aangeboden in de zin van een identificerend gehoor of een DNA-onderzoek. Verweerder heeft in de onderhavige beroepszaak dat standpunt gehandhaafd.
3.1
Ter zitting van 18 september 2018 en in de nadere reacties van 14 september en 15 oktober 2018 heeft verweerder uitdrukkelijk naar voren gebracht dat de door eiseres overgelegde documenten, onvoldoende indicatief bewijs zijn voor de onderbouwing van de identiteit van eiseres én de gezinsband. Daartoe is onder andere het standpunt ingenomen dat de bewonerspas geen identiteitsdocument is. Aan de kerkelijke huwelijksakte is geen waarde gehecht omdat Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet in deze staat is afgegeven. Subsidiair stelt verweerder dat een huwelijksakte niet kan dienen als bewijs voor de identiteit, alleen voor de familieband.
3.2
Naar aanleiding van de nadien door eiseres ingebrachte contra-expertise heeft verweerder zijn standpunt dat aan de huwelijksakte geen waarde wordt gehecht, gehandhaafd. Dit op grond van een weerwoord van Bureau Documenten waarin onder meer wordt aangegeven dat de contra-expert geen technisch onderzoek heeft verricht.
3.3
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, geen grond voor het oordeel dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het onderhavige beroep van eiseres is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank maakt hieruit niet op dat verweerder (naar aanleiding van de gronden of de ingebrachte informatie dan wel documenten) in de onderhavige mvv-zaak is tegemoet gekomen aan eiseres. Verweerder heeft in de tweede, andere mvv-zaak kennelijk op basis van de enkel in die zaak overgelegde geboorteaktes die door Bureau Documenten echt zijn bevonden, besloten om nader onderzoek aan te bieden en op grond daarvan die mvv-aanvraag vervolgens in te willigen.
4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2020 door mr. S. Ok, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.