ECLI:NL:RBDHA:2020:412
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.M. van der Kleijn
- R. Westerhof
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg
Op 9 januari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2002. Het verzoek tot verlenging is ingediend door de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, naar aanleiding van een eerder verzoekschrift dat op 16 december 2019 was ingekomen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en de bijlagen, en heeft de zaak met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting zijn de ouders van de minderjarige, alsook vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en een hulpverleningsorganisatie, aanwezig geweest.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige bij de moeder verblijft. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 10 januari 2020, en er was ook een machtiging verleend voor uit huis plaatsing in een jeugdhulpaanbieder. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is gedaan voor een periode van één jaar, met de mogelijkheid om deze te verlengen tot de datum waarop de minderjarige meerderjarig wordt, op 30 december 2020. De ouders hebben ingestemd met het verzoek.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Ondanks de positieve ontwikkeling van de minderjarige, zijn er nog zorgen over zijn schoolgang en de omgang met de vader. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 december 2020, met behoud van de gecertificeerde instelling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 januari 2020. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.