ECLI:NL:RBDHA:2020:4109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
NL20.4802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse politieagent wegens veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser, die zijn asielaanvraag had ingediend op 30 januari 2020. De eiser, die stelt dat hij als politieagent in Algerije heeft gewerkt en bedreigd is door terroristen, heeft zijn aanvraag ingediend na het weigeren van een dienstbevel om geweld te gebruiken tegen demonstranten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van bedreiging en dat zijn deelname aan demonstraties niet voldoende is om te concluderen dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn weigering om een dienstbevel op te volgen, hem in de negatieve belangstelling van de Algerijnse autoriteiten heeft gebracht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en de opgelegde inreisverbod bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Andel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4802
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 18 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder een inreisverbod opgelegd aan eiser voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op zitting heeft met behulp van een beeldverbinding, samen met de behandeling van de zaak NL20.4803, plaatsgevonden op 24 april 2020. Eiser was hierbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was (telefonisch) aanwezig H. Ball. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [geboortedatum] .
Op 30 januari 2020 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Eiser stelt als politieagent werkzaam te zijn geweest in Algerije. Eiser zou hebben deelgenomen aan een operatie tegen terroristen. Daarna stelt eiser te zijn bedreigd door terroristen. Verder heeft eiser een dienstbevel om met rubberen kogels te schieten op demonstranten geweigerd. Ook heeft eiser zelf gedemonstreerd tegen het regime in Algerije. Eiser vreest bij terugkeer naar Algerije een langdurige gevangenisstraf vanwege de weigering van het dienstbevel.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [1] . Eiser is afkomstig uit een veilig land van herkomst. Verder acht verweerder de gestelde bedreigingen door terroristen ongeloofwaardig. Dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties acht verweerder geloofwaardig, maar dit was volgens eisers eigen verklaringen geen reden om Algerije te verlaten. Tot slot acht verweerder de gestelde weigering van het dienstbevel ongeloofwaardig.
3. In beroep voert eiser aan dat Algerije geen veilig land van herkomst is voor personen die openlijk kritiek hebben op de autoriteiten. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder de overgelegde documenten onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van het asielrelaas. Verder heeft eiser duidelijk en gedetailleerd verklaard over de Alfa-groep.
In beroep heeft eiser een oproep van de rechtbank overgelegd. Hierin staat vermeld dat hij op 14 april 2020 bij de rechtbank moest verschijnen voor wat hem ten laste is gelegd, namelijk insubordinatie en de weigering om bevelen van de leiding op te volgen. Tot slot voert eiser aan dat hij bij terugkeer naar Algerije een risico loop op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] , waardoor ook ten onrechte een inreisverbod is opgelegd aan hem.
4. Niet in geschil is dat Algerije in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Het geschil spitst zich toe tot de vraag of Algerije voor eiser als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de gestelde bedreigingen door de terroristen. Eiser heeft weliswaar documenten overgelegd waaruit volgt dat hij in Algerije werkzaam was als politieagent, maar uit die stukken volgt niet dat hij ook heeft deelgenomen aan gezamenlijke acties met militairen tegen terroristen. Verder heeft eiser nagelaten om concreet, exact en uitgebreid te verklaren over de gestelde bedreigingen. Verweerder heeft de gestelde bedreiging door terroristen dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
6. Niet in geschil is dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties. Uit de stukken is echter niet gebleken dat dit bekend is bij de Algerijnse autoriteiten. Zoals eiser ook zelf tijdens zijn gehoor heeft verklaard, was zijn deelname aan demonstraties geen reden om Algerije te verlaten [3] . Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat dit geen vermoeden oplevert dat eiser op grond hiervan bij terugkeer naar Algerije een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over het weigeren van een dienstbevel en de daarmee samenhangende problemen. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het gezien de oproep van de rechtbank inmiddels wel geloofwaardig wordt geacht dat eiser een dienstbevel heeft geweigerd. De gestelde gevolgen van het weigeren van een dienstbevel acht verweerder echter nog altijd niet geloofwaardig.
8. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het weigeren van een dienstbevel niet zonder meer gelijk te stellen is met het uiten van kritiek op de autoriteiten via sociale media. Eiser heeft zijn stelling in dit verband niet met documenten onderbouwd. Ook in een democratische rechtstaat riskeert een politieagent die een dienstbevel weigert op te volgen een disciplinaire straf. Niet is gebleken dat de Algerijnse autoriteiten eisers actie hebben opgevat als openlijke kritiek op hun regime. Door het enkel overleggen van de oproep van de rechtbank, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
9. De slotsom is dat verweerder eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarom heeft verweerder ook een inreisverbod kunnen opleggen aan eiser.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Pagina 11 rapport gehoor veilig land van herkomst van 10 februari 2020.