ECLI:NL:RBDHA:2020:4086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens niet verschoonbare verhindering deelname aan educatieve maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen omdat hij niet was verschenen op een verplichte educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, ondanks zijn beweringen over medische redenen, niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij niet in staat was om de cursus te volgen. De rechtbank oordeelde dat de door de eiser overgelegde documenten, waaronder een zelfgemaakte brief van zijn huisarts, niet voldoende waren om de geldigheid van zijn afwezigheid te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder, het CBR, terecht had besloten dat er geen sprake was van een geldige reden voor de verhindering. De beroepsgronden van de eiser werden verworpen, en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukte dat de kosten die de eiser voor de cursus had gemaakt en zijn noodzaak om te rijden voor werk geen gewicht in de schaal legden, aangezien de Wegenverkeerswet geen ruimte biedt voor belangenafweging in dit geval. De uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zou worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Backer),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. van Pernis-van der Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.
Bij besluit van 5 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Verweerder heeft eiser een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) opgelegd. Eiser is drie keer opgeroepen voor de cursus maar niet verschenen. De eerste twee keer heeft verweerder de reden voor verhindering geaccepteerd. Toen eiser op 29 april 2019 geen gehoor gaf aan de derde oproep heeft verweerder de door eiser genoemde reden voor verzuim niet geaccepteerd en het rijbewijs ongeldig verklaard bij het primaire besluit.
In geschil is of eiser zonder geldige reden niet op de cursus is verschenen.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door eiser overgelegde verklaringen dat hij op 29 maart 2019 niet aanwezig kon zijn, niet aantonen dat eiser wegens medische redenen niet in staat was om de cursus te volgen. Een geldige reden voor verhindering ontbrak dus.
Eiser heeft betoogd dat uit de medische informatie blijkt dat hij in de periode waarin hij voor de cursus werd opgeroepen aan tuberculose leed en zware medicijnen slikte. Dit zorgde ervoor dat eiser niet kon autorijden. Eisers huisarts heeft ingestemd met de informatieverstrekking, wat inhoudt dat die eisers standpunt onderschrijft. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder de brief van 11 juli 2019, die is voorzien van een handtekening en stempel van de huisarts heeft betrokken bij de totstandkoming van het bestreden besluit. Eiser wordt onevenredig in zijn belangen geschaad, omdat hij de kosten voor de cursus heeft voldaan.
Op grond van artikel 132, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) besluit verweerder onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, indien de houder ervan niet de vereiste medewerking verleent aan een hem opgelegde educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid.
Op grond van artikel 132, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen worden het tijdstip en de plaats waar betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen dient te ondergaan, door het CBR vastgesteld. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, opnieuw tijd en plaats worden vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.
Gelet op artikel 132, van de Wvw 1994, in samenhang bezien met artikel 132 van het Reglement rijbewijzen, ligt het op de weg van verzoeker om, indien hij niet op de afgesproken tijd en plaats aanwezig is, aannemelijk te maken dat hij een geldige reden had om niet te verschijnen.
5. De rechtbank stelt aan de hand van de gedingstukken het volgende vast.
Eiser heeft 6 dagen voor de cursus verweerder laten weten dat hij verhinderd was omdat hij geen oppas voor zijn kinderen kon krijgen. Aan eiser is gezegd dat dit geen geldige reden was voor verhindering. Na het maken van bezwaar heeft eiser op 5 juli 2019 meegedeeld dat hij ook aan TBC lijdt en zware medicijnen heeft en daarom niet kon rijden. Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld hiervan medisch bewijs te leveren. In reactie heeft eiser een zelfgemaakte brief over zijn ziekte overgelegd, met daarop het stempel van zijn huisarts. Verweerder heeft verklaard dat dit niet voldoende is en om meer bewijs gevraagd. Vervolgens heeft eiser een medicatieoverzicht opgestuurd. Verweerder heeft het door eiser aangeleverde bewijs voorgelegd aan zijn medisch adviseur. Die heeft geconcludeerd dat aan de hand van de door eiser aangeleverde stukken niet kan worden vastgesteld dat hij op 29 april 2019 niet in staat was om de cursus te volgen. Verweerder heeft hiervan mededeling gedaan in het bestreden besluit.
6. De rechtbank is van oordeel dat het advies waarop verweerder zijn beslissing heeft gebaseerd inhoudelijk concludent is en dat verweerder terecht heeft besloten dat geen sprake was van een geldige reden van verhindering. Verweerder heeft het rijbewijs van eiser ingevolge artikel 132, tweede lid, van de Wvw 1994, op goede gronden ongeldig verklaard. Dat eiser de kosten voor de cursus al heeft voldaan en het rijbewijs, naar hij heeft betoogd, nodig heeft voor zijn werk kan geen gewicht in de schaal leggen omdat genoemd voorschrift voor een belangenafweging geen ruimte laat. De beroepsgronden falen.
7. Het beroep is ongegrond
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 7 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.