Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 april 2020 in de zaak tussen
[eiseres 1] en [eiseres 2] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
.
Overwegingen
€ 266.233,27 exclusief omzetbelasting.
Huurder berust in het vonnis en stemt in met het einde van de huurovereenkomst zoals omschreven in het vonnis en zal daartoe minnelijk ontruimen per 31-10-2017.Bij vertrek/oplevering/ontruiming door huurder 31-10-2017, zal de inventaris aan verhuurder wordt verkocht en achtergelaten.
Aankoop inventaris (conform staat juni 2017) door verhuurder/nader te noemen meester voor ad. € 171 K (incl. BTW), betaling enkel door middel van verrekening met de erkende huurachterstand € 171 K, inclusief BTW per 31.5.2017 (goodwill: 0€). Er vindt dus enkel verrekening met huurachterstand plaats (geen betaling).”
€ 28.453 aangegeven. Daarmee resulteert de aangifte in een verzoek om teruggaaf van
€ 28.453 (het teruggaafverzoek). Bij brief van 23 januari 2018 heeft eiseres, in antwoord op vragen van verweerder, verklaard dat deze negatieve bedragen het gevolg zijn van de afboeking van de vordering op [B.V. 2] . van € 171.000 (de vordering op [B.V. 2] .). In de aangegeven omzet is daarom een bedrag van negatief € 141.322 verwerkt en in de aangegeven verschuldigde omzetbelasting een bedrag van negatief € 29.678
€ 28.453 plus het niet geaccepteerde bedrag van € 29.678). Daarbij is € 22 belastingrente in rekening gebracht.
Geschil8. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres op grond van artikel 29, eerste lid, van de Wet OB recht heeft op teruggaaf van het in de vordering op [B.V. 2] . begrepen bedrag aan omzetbelasting van € 29.678.
[B.V. 2] de nog openstaande huurvordering niet meer zal betalen. De vordering op [B.V. 2] . en de betaling van de koopprijs voor de inventaris zijn twee afzonderlijke prestaties waartussen geen causaal verband bestaat. Er vindt louter verrekening plaats en de vordering op [B.V. 2] . staat nog steeds open. Door verlaging van de maatstaf van heffing te weigeren, handelt verweerder verder in strijd met het neutraliteitsbeginsel. Eiseres wijst daarbij op rechtsoverweging 23 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU), zaaknummer C-246/16, Enzo Di Maura (ECLI:EU:C:2017:887). Er is geen sprake van schuldvernieuwing en de huurvordering is ook niet omgezet in een lening.
13 aangehaalde jurisprudentie is de vordering op [B.V. 2] . daarmee volledig voldaan. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat verweerder het neutraliteitsbeginsel heeft geschonden, de enkele verwijzing naar het arrest Enzo di Maura is daarvoor onvoldoende.
Beslissing
mr. E. Kouwenhoven en mr. A.J. van Doesum, leden. De griffier in deze zaak is