3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Verklaring van de [aangever]
(hierna: [aangever] ) heeft op 1 januari 2020 aangifte gedaan van voornoemd incident. Hij heeft verklaard dat hij op 31 december 2019 tussen elf en twaalf uur ’s avonds via de tussendeur bij de kelderboxen naar zijn huis wilde lopen. Bij die tussendeur kwam [aangever] de verdachte tegen. De verdachte zei tegen hem: “Hee bodybuilder, jij gaat mij vandaag helpen met vuurwerk tillen naar buiten”. [aangever] zei tegen de verdachte dat hij hem niet ging helpen en niet met hem wilde praten en liep naar de uitgang. [aangever] hoorde de verdachte zeggen: “Weet je het zeker?” [aangever] zag toen hij zich omdraaide dat de verdachte iets uit de linker binnenzak van zijn jas haalde. Het was een groot zilverkleurig mes, rond de dertig centimeter lang met een zeer breed lemmet van ongeveer 15 centimeter breed. [aangever] zag dat de verdachte het mes in een rechte en snelle beweging naar hem toe bewoog en met het mes in de richting van zijn zij stak. [aangever] zag en voelde dat de verdachte hem miste. [aangever] zag dat de verdachte nogmaals een stekende beweging naar hem maakte. Hij raakte hem op de buitenkant van zijn linker onderarm. De verdachte stak hem voor de derde keer met het mes en [aangever] weerde af met zijn rechterarm. Doordat [aangever] het mes afweerde, liep hij een steekverwonding op aan de bovenkant van zijn rechterhand. Bij deze ontwijkende beweging bukte [aangever] met zijn hoofd naar beneden om te voorkomen dat de verdachte hem met het mes zou raken. [aangever] voelde dat het mes, als gevolg van de stekende beweging, zijn achterhoofd raakte. [aangever] voelde dat dit recht op zijn achterhoofd was en hij liep hierbij een steekwond op. Het lukte [aangever] om de deur te openen en weg te rennen in de richting van zijn huis aan de [adres] .
Medische informatie
Uit een geneeskundige verklaring blijkt dat [aangever] op 1 januari 2020 is onderzocht en dat bij hem het volgende letsel is geconstateerd:
“Snijwonden: - re hand 2 cm
- li onderarm 2 cm
- achterhoofd ½ cm
Camerabeelden
[verbalisant] heeft camerabeelden bekeken van de gang van de kelderboxen.
Verbalisant zag op camera 2 om 23:55:15 uur dat het latere slachtoffer (hierna: [aangever] ) de kelderboxgang in kwam lopen. Hij zag dat de verdachte [aangever] voor liet gaan de gang in. Verbalisant zag dat de verdachte en het slachtoffer om 23:55:30 uur een gesprek hadden in de gang. [aangever] stond vrijwel geheel buiten beeld. De bovenzijde van de verdachte was vanaf ongeveer zijn riem in beeld. Er werd op een afstand van ongeveer dertig centimeter gesproken gedurende 15 seconden.
Verbalisant zag om 23:55:48 uur dat de verdachte plotseling een mes in zijn handen had waarmee hij bovenhands, meerdere keren, opzettelijk en met kracht, in de richting van [aangever] hakte. Doordat [aangever] buiten beeld stond, kon verbalisant niet zien of hij geraakt werd. Verbalisant zag dat het lemmet van het mes ongeveer 15 centimeter lang was. Hij zag dat er een worsteling ontstond, waarbij de verdachte met het mes in zijn hand in de richting van [aangever] hakte en sloeg. [aangever] trachtte het mes af te weren met zijn handen. Verbalisant zag dat de verdachte als reactie op het afweren het mes trachtte te steken in de richting van [aangever] .
Verbalisant zag om 23:56:00 uur dat [aangever] een deur opende en wegrende. De verdachte liep achter [aangever] aan en verdween uit beeld.
Verklaringen van de verdachte
Hoewel de verdachte een andere verklaring dan [aangever] heeft afgelegd over de omstandigheden rond de steekpartij, heeft hij bekend dat hij [aangever] meerdere keren met een mes heeft gestoken.
Oordeel van de rechtbank
[aangever] heeft een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Deze verklaring wordt op belangrijke punten ondersteund door de camerabeelden. Op de camerabeelden is immers te zien dat de verdachte en [aangever] eerst kort met elkaar spraken, waarna de verdachte plotseling een mes trok waarmee hij in de richting van [aangever] hakte, terwijl [aangever] het mes probeerde af te weren met zijn handen. Ook het letsel van [aangever] komt overeen met zijn verklaring: snijwonden op de rechterhand, linker onderarm en op het achterhoofd. De rechtbank acht de verklaring van [aangever] dan ook betrouwbaar.
De verdachte heeft verklaard dat [aangever] hem van achteren besloop en met een mes in zijn richting stak, waartegen hij zich moest afweren. Daarbij heeft hij zijn vinger verwond. Vervolgens heeft hij zijn eigen mes gepakt en [aangever] met de achterkant van het mes op het hoofd geslagen en in zijn arm en hand gestoken. Hij deed dit omdat hij bang was en niet achteruit weg kon komen.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden niet te zien is dat [aangever] de verdachte van achteren besloop. Integendeel: te zien is dat de verdachte [aangever] voor liet gaan en zelf achter [aangever] aan liep. Dat [aangever] een mes zou hebben gehad waarmee hij in de richting van de verdachte zou hebben gestoken, blijkt evenmin uit de camerabeelden. Ook is op de camerabeelden niet te zien dat de verdachte met de achterkant van zijn mes op het hoofd van [aangever] zou hebben geslagen. Blijkens de camerabeelden hield de verdachte het mes bovenhands vast, met de punt naar [aangever] gericht, en hakte meerdere keren met kracht in de richting van [aangever] . Tot slot blijkt uit de camerabeelden niet dat de verdachte niet achteruit weg kon komen. Op de camerabeelden is achter de verdachte een lange, lege gang te zien waardoor de verdachte weg had kunnen lopen van [aangever] . Het dossier bevat ook geen andere ondersteuning voor de verklaring van de verdachte. De verklaring van de verdachte wordt dan ook terzijde geschoven.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte meerdere keren met een mes heeft gestoken in de arm, hand en het hoofd van [aangever] .
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank het opzet op het doden van [aangever] worden afgeleid. Het steken met een mes in het bovenlichaam levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer dat met de dood moet bekopen. In het bovenlichaam bevinden zich immers verschillende vitale organen. De verdachte heeft, door aldus te handelen, die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Dit geldt temeer nu de verdachte, zoals blijkt uit de camerabeelden, bovenhands met kracht heeft ingestoken en gehakt op het bovenlichaam van [aangever] . Naar het oordeel van de rechtbank was er bij de verdachte dan ook sprake van tenminste het voorwaardelijk opzet op de dood van [aangever] . Dat [aangever] hieraan uiteindelijk slechts oppervlakkige verwondingen heeft overgehouden, doet aan het voorgaande niet af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan.