ECLI:NL:RBDHA:2020:4030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van visumaanvragen op basis van redelijke twijfel over terugkeer naar land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, twee Marokkaanse nationalen, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eisers hadden aanvragen ingediend voor een visum kort verblijf om familie in Nederland te bezoeken, maar deze aanvragen werden afgewezen. De minister stelde dat er redelijke twijfel bestond over het voornemen van eisers om Nederland te verlaten voor het verstrijken van de geldigheidsduur van hun aangevraagde visa. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat eisers onvoldoende sociale en economische binding met Marokko hadden aangetoond. De rechtbank benadrukte dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat er voldoende binding is om een tijdige terugkeer te waarborgen. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid tot de afwijzing van de visumaanvragen had kunnen komen, en verklaarde het beroep van eisers ongegrond. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.