ECLI:NL:RBDHA:2020:3995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vervoersvoorziening in de vorm van een 5-deurs bruikleenauto op basis van de goedkoopste adequate oplossing voor woon-werkverkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een 5-deurs bruikleenauto. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een 5-deurs auto, omdat haar huidige 3-deurs auto niet voldeed aan haar behoeften, vooral vanwege haar gezondheidsproblemen en de noodzaak om een kinderwagen te vervoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de 3-deurs auto de goedkoopste adequate vervoersvoorziening is voor het woon-werkverkeer van eiseres. Eiseres had eerder een 3-deurs auto toegewezen gekregen, maar na haar aanvraag voor een 5-deurs auto heeft de Uwv deze aanvraag afgewezen, omdat de huidige auto als voldoende werd beschouwd. Eiseres heeft betoogd dat haar situatie niet goed werd begrepen door de Uwv en dat de huidige auto niet geschikt is voor haar, maar de rechtbank oordeelde dat zij geen medische onderbouwing had geleverd om haar claims te ondersteunen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de Uwv de aanvraag terecht had afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6811

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een 5-deurs bruikleenauto van 19 april 2019 afgewezen.
Bij besluit van 18 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij besluit van 26 maart 2018 heeft verweerder een vervoersvoorziening aan eiseres toegekend in de vorm van een 3-deursbruikleenauto. Op 19 april 2019 heeft eiseres om verlenging van de vervoersvoorziening gevraagd en een aanvraag om een
5-deursbruikleenauto ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een 5-deursbruikleenauto afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat de huidige 3-deursbruikleenauto van eiseres voldoet als adequate voorziening voor het woon-werkverkeer.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. De kinderwagen van eiseres past niet in de kofferbak van haar huidige auto en het kost haar energie, kracht en moeite om deze op de achterbank in te laden. Weliswaar past de kinderwagen op de achterbank, maar dan moet het kind van eiseres voorin zitten, wat eiseres niet veilig acht. Met de kinderwagen op de achterbank kan ook de partner van eiseres niet mee in de auto. Door haar gezondheid lukt het eiseres niet goed om haar kind op de achterbank te plaatsen en creëert dit voor haar een gevaarlijke situatie. Eiseres heeft meerdere malen aan verweerder meegedeeld wat haar beperkingen zijn en dat zij haar huidige auto wil omruilen, maar zij voelt zich onbegrepen door verweerder. Zij betoogt dat verweerder naar de goedkoopste en adequate oplossing verwijst maar niet naar de situatie van eiseres kijkt. Bij besluit van 16 oktober 2019 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar huidige vervoersvoorziening per april 2020 zal worden beëindigd omdat eiseres en haar partner meer dan de inkomensnorm verdienen. Eiseres kan zich op dit moment geen auto veroorloven omdat zij schulden heeft die moeten worden afgelost. Als eiseres geen auto heeft, kan zij niet werken. Verweerder heeft aan eiseres meegedeeld dat haar huidige bruikleenauto zou worden omgeruild na het verkrijgen van een vaste aanstelling. Eiseres heeft sinds 1 augustus 2019 een vaste aanstelling, maar zij heeft hierover van verweerder niks meer vernomen.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de WIA kan het Uwv aan de persoon met een naar het oordeel van het Uwv structurele functionele beperking, en die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, op aanvraag voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder a, worden onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend verstaan vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken. Op grond van het vijfde lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
5.2
Artikel 2, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit bepaalt dat een voorziening als bedoeld in artikel 35 van de WIA niet wordt verleend indien het een voorziening betreft:
a. die algemeen gebruikelijk is; of
b. waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is.
In artikel 2, vierde lid van het Reïntegratiebesluit is bepaald dat bij de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen bij de beoordeling en berekening van de kosten en de verlening van een voorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid uitgegaan wordt van de goedkoopste adequate voorziening.
6. In geschil is of verweerder de aanvraag van eiseres om een 5-deursbruikleenauto terecht heeft afgewezen omdat kan worden volstaan met de huidige 3-deursbruikleenauto van eiseres. Voor zover het beroep is gericht tegen het besluit van 16 oktober 2019 heeft de rechtbank dit beroep aangemerkt als een bezwaarschrift en doorgezonden naar verweerder ter behandeling, zoals ter zitting is besproken. Het beroep richt zich enkel tegen het besluit van18 september 2019. De rechtbank laat de beroepsgronden die zich niet tegen dit besluit richten daarom buiten beschouwing.
7. De primaire arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 6 juni 2019 onderzocht of eiseres in aanmerking kan worden gebracht voor toekenning van een 5-deursbruikleenauto. Hij heeft op 5 juni 2019 telefonisch contact met eiseres gehad waarin zij tot de oplossing zijn gekomen dat de kinderwagen door het neerklappen van de achterbank in de auto past. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) op 16 september 2019 een rapport opgesteld. In dit rapport heeft de arbeidsdeskundige b&b opgenomen dat de vervoersvoorziening uitsluitend bedoeld is om in het woon-werkverkeer te voorzien. Wijzigingen in de privésfeer geven geen aanleiding om de voor wat betreft woon-werkverkeer adequate voorziening te vervangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat de huidige 3-deursbruikleenauto voor eiseres de goedkoopste adequate vervoersvoorziening is voor het woon-werkverkeer. Ter zitting heeft eiseres nog naar voren gebracht dat haar huidige 3-deursbruikleenauto, gelet op haar medische beperkingen, niet meer geschikt voor haar is. Zij heeft haar stelling echter niet onderbouwd met medische stukken van haar behandelaars. Hierdoor heeft eiseres de medische noodzaak van een 5-deursbruikleenauto voor het bereiken van de werkplek niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal hier dan ook aan voorbij gaan.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een
5-deursbruikleenauto naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden afgewezen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2020 door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.