ECLI:NL:RBDHA:2020:3952

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een voorrangsverklaring en niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een voorrangsverklaring aangevraagd, maar deze was bij besluit van 17 april 2019 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar bij besluit van 27 augustus 2019 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 februari 2020 heeft eiseres zich laten bijstaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd overwogen dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint na de bekendmaking van het besluit. Eiseres had haar bezwaren na deze termijn ingediend en voerde aan dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden, waaronder dakloosheid en een recente bevalling, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.

De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen verschoonbare redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De wettelijke termijn van zes weken uit de Algemene wet bestuursrecht kan niet zonder verschoonbare redenen worden overschreden. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om tijdig hulp in te schakelen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6433

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

20 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: C. van den Hengel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Vingerling).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseres aangevraagde voorrangsverklaring afgewezen.
Bij besluit van 27 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020.
Eiseres is verschenen en heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
3. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn begint nadat het besluit is bekendgemaakt. In principe wordt een bezwaarschrift dat na het aflopen van de termijn wordt ingediend niet in behandeling genomen
(niet-ontvankelijk verklaard). Hierop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als iemand niet kan worden verweten dat hij of zij te laat bezwaar heeft gemaakt (verschoonbare termijnoverschrijding).
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres buiten de termijn van zes weken voor het indienen van het bezwaarschrift, haar bezwaren heeft ingediend. Eiseres heeft hiervoor verschillende redenen aangedragen. Zo was eiseres in deze periode dakloos, verbleef zij op verschillende adressen en ontving zij haar post niet op het adres waar zij verbleef. Bovendien is eiseres bevallen in deze periode en zou zij vanwege haar psychische gesteldheid niet in staat zijn geweest om tijdig bezwaar te maken tegen het primaire besluit.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Eiseres heeft geen verschoonbare redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De termijn van zes weken is een wettelijke termijn uit de Algemene wet bestuursrecht, waar niet zonder verschoonbare reden van kan worden afgeweken. Voor zover eiseres haar persoonlijke en medische situatie het niet toeliet om tijdig op het primaire besluit te reageren, lag het op haar weg om tijdig hulp in te schakelen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daartoe niet in staat is geweest.
6. Verweerder heeft het bezwaar tegen het besluit daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor vergoeding van griffierecht of een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.P.C. Vonck, griffier, op 20 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.