ECLI:NL:RBDHA:2020:3941
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag na ongegrondverklaring beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, van Iraanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure. Deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 13 oktober 2017, wat verzoekster noopte om beroep in te stellen tegen dit besluit. Daarnaast verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op haar beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 10 januari 2020, waar ook het beroep met zaaknummer NL19.7403 werd behandeld, hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de aanvraag van verzoekster ongegrond is verklaard in de uitspraak van dezelfde datum met betrekking tot het beroep. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. Het is belangrijk op te merken dat deze uitspraak niet op een openbare zitting is gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar dat deze alsnog openbaar zal worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.