Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 januari 2020 (het bestreden besluit).
Overwegingen
dershane(opleidingsinstituut van de Gülenbeweging) gegaan. Daarna ging hij naar de universiteit en in die periode nam hij deel aan en organiseerde hij verschillende activiteiten van de beweging, zoals lezingen. Van 2008 tot 2010 heeft eiser gewerkt voor de aan Gülen gelieerde krant Zaman. Op 5 februari 2011 is hij begonnen als persvoorlichter op de Turkse ambassade in Baku. Sinds december 2013 wordt de Gülenbeweging in Azerbeidzjan beschouwd als terreurorganisatie. Eisers persoonlijke problemen zijn eind 2016 begonnen. Er is toen een onderzoek naar hem gestart en op 10 juli 2017 is hij ontslagen door de Turkse ambassade vanwege zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Hij werd verhoord door twee mannen van de Turkse veiligheidsdienst en al zijn documenten werden in beslag genomen. Daarna is hij naar huis gegaan, waar hij al zijn boeken van Gülen heeft verbrand of begraven. In januari 2018 werd eiser opnieuw benaderd door twee mannen, die druk op hem uitoefenden omdat hij mee moest werken en namen van andere Gülenisten moest noemen. Op dat moment heeft eiser besloten om uit Azerbeidzjan te vertrekken. Daarvoor had hij een visum nodig en voor een visum is vereist dat je een baan hebt. Met hulp van vrienden kon hij in februari/maart 2018 een baan bij de bibliotheek krijgen. In april 2018 heeft hij zijn paspoort en dat van zijn gezinsleden vernieuwd. Om een visum te kunnen krijgen had hij in- en uitreisstempels nodig, dus is hij een aantal keer naar Georgië en Rusland gereisd. Daarna heeft hij een visum kunnen krijgen. In oktober 2018 werd eiser opnieuw staande gehouden en bedreigd door twee mannen van de Azerbeidjaanse veiligheidsdienst. Op 3 december 2018 werd eiser gebeld door de veiligheidsdienst met de opdracht langs te komen. Eiser is gegaan en hem werd weer gevraagd om namen van andere Gülenisten door te geven. Hij werd, onder bedreiging, weer vrijgelaten. Daarna is eiser gebeld door een familielid, die jarenlang als dokter voor de geheime dienst heeft gewerkt. Deze persoon vertelde hem dat hij voor februari 2019 moest vertrekken omdat het anders niet goed zou aflopen. Op 8 januari 2019 hebben eiser en zijn gezin Azerbeidzjan verlaten. Eiser stelt dat hij op een lijst staat en dat er een onderzoek naar hem loopt, waardoor hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan direct zal worden aangehouden. Hij vreest gevangenisstraf te krijgen of te worden gedeporteerd naar Turkije.
De rechtbank oordeelt als volgt.
dershane, foto’s van zijn reizen naar bekende Hizmet-instellingen, een foto met alle vertegenwoordigers van Zaman in Azerbeidzjan en een document waaruit blijkt dat hij namens Zaman heeft deelgenomen aan een toernooi voor journalisten. Ook heeft hij een ‘werkboekje’ overgelegd, dat volgens de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 15 januari 2019 echt is, en waaruit blijkt dat eiser inderdaad van 2008 tot 2010 voor Zaman heeft gewerkt. In beroep zijn door eiser geschreven artikelen uit de krant overgelegd en nog enkele foto’s van eiser bij Zaman en Hizmet-instellingen. Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat voor zover ervan uitgegaan moet worden dat eiser naar de
dershaneis gegaan, bij Zaman gewerkt heeft en Hizmet-instellingen heeft bezocht, hij dit allemaal heeft gedaan in de periode waarin er nog vriendschappelijke relaties waren tussen Gülen en Erdogan. Niet is gebleken dat eiser na de breuk tussen Gülen en Erdogan in december 2013 nog betrokken was bij de Gülenbeweging of oppositionele activiteiten. De rechtbank is met eiser van oordeel dat dit niet relevant is: in geschil is immers of eiser als Gülenist kan worden aangemerkt. Eiser merkt terecht op dat de Gülenbeweging niet pas in december 2013 is ontstaan, maar al tientallen jaren bestaat. Eiser heeft met documenten aangetoond dat hij al sinds 1996 betrokken is bij deze organisatie en heeft bovendien gedetailleerde verklaringen afgelegd over het gedachtegoed van Gülen. Verweerder heeft zich daarom niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Gülenist is. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
ihracgekregen hebben en in het kader van de noodtoestand geen documenten meekregen. Verder is het volgens eiser evident dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen Turkse diplomaten en lokaal personeel op de ambassade. Het lokaal personeel kan niet met
ihrachun functie verliezen maar zal op andere wijze ontslag krijgen, zoals bij eiser is gebeurd. De rechtbank stelt vast dat eiser dit betoog niet heeft onderbouwd met algemene informatie of rapportages. Eiser wordt daarom niet gevolgd in zijn stelling dat hij geen documentatie van zijn ontslag kan overleggen. In beroep heeft eiser een verklaring overgelegd van een voormalige collega op de ambassade, gedateerd op 1 maart 2020. Deze persoon stelt van augustus 2015 tot februari 2017 op de ambassade te hebben gewerkt. In februari 2017 heeft hij
ihracgekregen. Hij stelt met eiser te hebben samengewerkt. Ook zou hij aanwezig zijn geweest bij besprekingen over wie er bij de Gülenbeweging betrokken was. Eisers naam zou daar meerdere malen gevallen zijn en er zou zijn verzocht om zijn ontslag, omdat hij vanwege zijn verleden bij Zaman wel Gülenist moest zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze verklaring niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat deze verklaring op verzoek van eiser is opgesteld, zodat van een objectieve bron geen sprake is. Verder is niet onderbouwd dat eiser en deze persoon tegelijk op de ambassade hebben gewerkt en bovendien zou hij al in februari 2017 ontslagen zijn, terwijl eiser pas in juli 2017 ontslagen zou zijn.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.