ECLI:NL:RBDHA:2020:3930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
NL20.2423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Azerbeidzjaner met betrokkenheid bij Gülenbeweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een eiser uit Azerbeidzjan, die betrokken is bij de Gülenbeweging. Eiser heeft op 8 januari 2019 samen met zijn gezin asiel aangevraagd in Nederland, na jarenlange problemen met de Turkse en Azerbeidjaanse veiligheidsdiensten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van eiser op 22 januari 2020 heeft afgewezen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Gülenist wordt vervolgd. Eiser heeft echter verschillende documenten overgelegd die zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging onderbouwen, maar de staatssecretaris heeft deze niet als voldoende bewijs geaccepteerd.

Tijdens de zitting op 4 maart 2020 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Gülenist is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan gevaar loopt. De rechtbank concludeert dat eiser niet kan bewijzen dat hij problemen heeft gehad met de veiligheidsdiensten of dat hij op een lijst staat van mensen die gezocht worden.

De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.2423
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Schreuder).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 januari 2020 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het beroep van eisers echtgenote (NL20.2424), plaatsgevonden op 4 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Bekdemir. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Azerbeidjaanse nationaliteit. Op 8 januari 2019 heeft hij, samen met zijn echtgenote en minderjarige kinderen, asiel aangevraagd in Nederland. Aan zijn aanvraag heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is sinds 1996 betrokken bij de Hizmet-/Gülenbeweging. Hij is toen naar een
dershane(opleidingsinstituut van de Gülenbeweging) gegaan. Daarna ging hij naar de universiteit en in die periode nam hij deel aan en organiseerde hij verschillende activiteiten van de beweging, zoals lezingen. Van 2008 tot 2010 heeft eiser gewerkt voor de aan Gülen gelieerde krant Zaman. Op 5 februari 2011 is hij begonnen als persvoorlichter op de Turkse ambassade in Baku. Sinds december 2013 wordt de Gülenbeweging in Azerbeidzjan beschouwd als terreurorganisatie. Eisers persoonlijke problemen zijn eind 2016 begonnen. Er is toen een onderzoek naar hem gestart en op 10 juli 2017 is hij ontslagen door de Turkse ambassade vanwege zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Hij werd verhoord door twee mannen van de Turkse veiligheidsdienst en al zijn documenten werden in beslag genomen. Daarna is hij naar huis gegaan, waar hij al zijn boeken van Gülen heeft verbrand of begraven. In januari 2018 werd eiser opnieuw benaderd door twee mannen, die druk op hem uitoefenden omdat hij mee moest werken en namen van andere Gülenisten moest noemen. Op dat moment heeft eiser besloten om uit Azerbeidzjan te vertrekken. Daarvoor had hij een visum nodig en voor een visum is vereist dat je een baan hebt. Met hulp van vrienden kon hij in februari/maart 2018 een baan bij de bibliotheek krijgen. In april 2018 heeft hij zijn paspoort en dat van zijn gezinsleden vernieuwd. Om een visum te kunnen krijgen had hij in- en uitreisstempels nodig, dus is hij een aantal keer naar Georgië en Rusland gereisd. Daarna heeft hij een visum kunnen krijgen. In oktober 2018 werd eiser opnieuw staande gehouden en bedreigd door twee mannen van de Azerbeidjaanse veiligheidsdienst. Op 3 december 2018 werd eiser gebeld door de veiligheidsdienst met de opdracht langs te komen. Eiser is gegaan en hem werd weer gevraagd om namen van andere Gülenisten door te geven. Hij werd, onder bedreiging, weer vrijgelaten. Daarna is eiser gebeld door een familielid, die jarenlang als dokter voor de geheime dienst heeft gewerkt. Deze persoon vertelde hem dat hij voor februari 2019 moest vertrekken omdat het anders niet goed zou aflopen. Op 8 januari 2019 hebben eiser en zijn gezin Azerbeidzjan verlaten. Eiser stelt dat hij op een lijst staat en dat er een onderzoek naar hem loopt, waardoor hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan direct zal worden aangehouden. Hij vreest gevangenisstraf te krijgen of te worden gedeporteerd naar Turkije.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser Gülenist is, noch dat hij is ontslagen als persvoorlichter op de Turkse ambassade, noch dat hij problemen heeft met de veiligheidsdiensten van Turkije en Azerbeidzjan, noch dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor gevangenisstraf of deportatie.
Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verweerder heeft zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Gülenist is. Allereerst heeft verweerder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij met een Schengenvisum naar Nederland is gereisd. Verweerder stelt dat eiser een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven bij de aanvraag van het visum en dat dit op voorhand afbreuk doet aan zijn verklaringen. De rechtbank volgt dit niet. Eiser heeft zich immers onmiddellijk na aankomst in Nederland gemeld om asiel aan te vragen. Bovendien heeft verweerder geen concrete punten uit het visumdossier genoemd die tegenstrijdig zouden zijn met wat eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. Vervolgens heeft verweerder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij niet met documentatie heeft aangetoond Gülenist te zijn. Eiser heeft immers verschillende documenten overgelegd, zoals (een kopie van) zijn studentenkaart en foto’s van de
dershane, foto’s van zijn reizen naar bekende Hizmet-instellingen, een foto met alle vertegenwoordigers van Zaman in Azerbeidzjan en een document waaruit blijkt dat hij namens Zaman heeft deelgenomen aan een toernooi voor journalisten. Ook heeft hij een ‘werkboekje’ overgelegd, dat volgens de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 15 januari 2019 echt is, en waaruit blijkt dat eiser inderdaad van 2008 tot 2010 voor Zaman heeft gewerkt. In beroep zijn door eiser geschreven artikelen uit de krant overgelegd en nog enkele foto’s van eiser bij Zaman en Hizmet-instellingen. Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat voor zover ervan uitgegaan moet worden dat eiser naar de
dershaneis gegaan, bij Zaman gewerkt heeft en Hizmet-instellingen heeft bezocht, hij dit allemaal heeft gedaan in de periode waarin er nog vriendschappelijke relaties waren tussen Gülen en Erdogan. Niet is gebleken dat eiser na de breuk tussen Gülen en Erdogan in december 2013 nog betrokken was bij de Gülenbeweging of oppositionele activiteiten. De rechtbank is met eiser van oordeel dat dit niet relevant is: in geschil is immers of eiser als Gülenist kan worden aangemerkt. Eiser merkt terecht op dat de Gülenbeweging niet pas in december 2013 is ontstaan, maar al tientallen jaren bestaat. Eiser heeft met documenten aangetoond dat hij al sinds 1996 betrokken is bij deze organisatie en heeft bovendien gedetailleerde verklaringen afgelegd over het gedachtegoed van Gülen. Verweerder heeft zich daarom niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Gülenist is. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, gelet op het volgende. Ook als aannemelijk moet worden geacht dat eiser Gülenist is, is dat onvoldoende voor de conclusie dat hij in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser dient immers aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan gevaar loopt. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser daarin niet is geslaagd: hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij is ontslagen van zijn werkzaamheden voor de ambassade, noch dat hij problemen heeft gehad met de veiligheidsdiensten of daarvoor te vrezen heeft bij terugkeer. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Eiser heeft zijn ontslag bij de Turkse ambassade niet met documenten onderbouwd. Verweerder heeft terecht overwogen dat het niet aannemelijk is dat een functie op een ambassade zonder enige ontslagprocedure of –documentatie beëindigd wordt. Bovendien heeft eiser wel andere werkgerelateerde documenten overgelegd, zodat niet valt in te zien dat hij van zijn ontslag geen documentatie heeft. Eiser heeft in beroep betoogd dat diplomaten in Turkse overheidsdienst massaal
ihracgekregen hebben en in het kader van de noodtoestand geen documenten meekregen. Verder is het volgens eiser evident dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen Turkse diplomaten en lokaal personeel op de ambassade. Het lokaal personeel kan niet met
ihrachun functie verliezen maar zal op andere wijze ontslag krijgen, zoals bij eiser is gebeurd. De rechtbank stelt vast dat eiser dit betoog niet heeft onderbouwd met algemene informatie of rapportages. Eiser wordt daarom niet gevolgd in zijn stelling dat hij geen documentatie van zijn ontslag kan overleggen. In beroep heeft eiser een verklaring overgelegd van een voormalige collega op de ambassade, gedateerd op 1 maart 2020. Deze persoon stelt van augustus 2015 tot februari 2017 op de ambassade te hebben gewerkt. In februari 2017 heeft hij
ihracgekregen. Hij stelt met eiser te hebben samengewerkt. Ook zou hij aanwezig zijn geweest bij besprekingen over wie er bij de Gülenbeweging betrokken was. Eisers naam zou daar meerdere malen gevallen zijn en er zou zijn verzocht om zijn ontslag, omdat hij vanwege zijn verleden bij Zaman wel Gülenist moest zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze verklaring niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat deze verklaring op verzoek van eiser is opgesteld, zodat van een objectieve bron geen sprake is. Verder is niet onderbouwd dat eiser en deze persoon tegelijk op de ambassade hebben gewerkt en bovendien zou hij al in februari 2017 ontslagen zijn, terwijl eiser pas in juli 2017 ontslagen zou zijn.
Verweerder heeft verder terecht overwogen dat het niet aannemelijk is dat eiser zonder represailles meermaals het dwingend verzoek van de veiligheidsdiensten heeft kunnen weigeren. Eiser stelt op 10 juli 2017 te zijn ontslagen bij de ambassade en toen voor het eerst te zijn verhoord door de veiligheidsdiensten. Vervolgens heeft hij tot januari 2018 geen problemen ondervonden en niets meer van de veiligheidsdiensten vernomen. Na het gesprek in januari 2018, waarin hij opnieuw geweigerd heeft met de veiligheidsdiensten samen te werken, lieten ze eiser opnieuw gaan en is hij weer met rust gelaten tot oktober 2018. Na het gesprek in oktober 2018 heeft men hem opnieuw laten gaan, totdat hij werd opgeroepen voor een gesprek op 3 december 2018. In de genoemde periodes is eiser bovendien meerdere keren zonder problemen Azerbeidzjan uit- en weer ingereisd. Pas op 8 januari 2019 heeft eiser, met zijn gezin, het land definitief verlaten. Verweerder heeft terecht overwogen dat het gezien de reputatie van de veiligheidsdiensten en de buitenlandse druk van Erdogan om de structuur van de Gülenbeweging bloot te leggen, niet aannemelijk is dat eiser jarenlang medewerking heeft kunnen weigeren zonder dat dit problemen voor hem opleverde. Bovendien valt niet in te zien dat eiser paspoorten en visa heeft kunnen krijgen en daarmee legaal het land heeft kunnen verlaten. Van iemand die stelt te vrezen voor zijn leven, zo overweegt verweerder terecht, mag verwacht worden dat hij zo snel mogelijk bescherming zoekt en geen tijd heeft voor een dergelijke uitgebreide voorbereiding van zijn vertrek. Eiser heeft verklaard dat hij op een lijst staat en gezocht wordt omdat hij Gülenist is, maar heeft niet kunnen uitleggen waarom hij dan toch op een legale manier zijn land heeft kunnen verlaten. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat niet is gebleken dat eiser problemen heeft gehad met de Azerbeidjaanse of Turkse veiligheidsdiensten of dat zij nog steeds naar hem op zoek zijn. Om die reden heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen daarom in stand blijven.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.