ECLI:NL:RBDHA:2020:3900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
C/09/591256 / FA RK 20-2201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een man, geboren in 1989, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zelfstandig te functioneren en dat er ernstige risico's zijn voor zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid. De betrokkene heeft tijdens de zitting verklaard dat het goed met hem gaat, maar de rechtbank heeft op basis van de medische verklaringen en het zorgplan geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft daarom besloten om een zorgmachtiging te verlenen voor een periode van zes maanden, waarin verschillende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen, zoals het toedienen van voeding, medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging en bepaald dat deze nieuwe machtiging geldig is tot en met 14 oktober 2020. De beschikking is gegeven door rechter mr. J.E.M.G. van Wezel, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/591256 / FA RK 20-2201
Datum beschikking: 15 april 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Herweijer te Rijswijk.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 12 maart 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 30 januari 2020;
- een zorgkaart van 9 februari 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 18 maart 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 april 2020.
Vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de maatregelen rond het coronavirus zijn de volgende personen (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) gelijktijdig telefonisch door de rechtbank gehoord:
- betrokkene,
- de advocaat van betrokkene,
- de [verpleegkundig specialist] ,
- de [verpleegkundige] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat het goed met hem gaat. Hij heeft wel een tijdje gevast, maar nu eet en drinkt hij weer. Betrokkene heeft aangegeven dat hij snel dingen vergeet en moeite heeft met zich te concentreren. Hij heeft aangegeven dat hij het goed zou vinden om met anderen te wonen en tot die tijd wil hij wel in de accommodatie blijven. Betrokkene heeft lange tijd op zichzelf gewoond, maar dat was voor hem een vervelende periode.
De advocaat heeft verzocht om in de medische verklaring geen dingen uit het verleden, zoals dat betrokkene uit het raam is gesprongen, meer op te nemen. De advocaat heeft aangegeven dat gekeken moet worden naar dingen die nu nog relevant zijn. Volgens de advocaat is er op dit moment geen sprake van ernstig nadeel. De advocaat heeft voorts aangegeven dat hij niet heeft meegemaakt dat betrokkene beperkt moest worden in het gebruik van communicatiemiddelen zodat het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, niet als vorm van verplichte zorg hoeft te worden opgenomen.
De verpleegkundig specialist heeft aangegeven dat betrokkene onder invloed van stemmen een periode niet mocht eten en drinken. Betrokkene eet en drinkt nu wel weer, maar na een periode van vasten eet betrokkene snelle koolhydraten en suikers waardoor zijn lichaam wordt vergiftigd. De verpleegkundig specialist en de verpleegkundige hebben aangegeven dat op die momenten de bankpas van betrokkene moet worden ingekomen om te voorkomen dat betrokkene te veel eten kan kopen. De verpleegkundig specialist heeft voorts aangegeven dat betrokkene cognitieve schade heeft opgelopen en geheugenproblemen heeft.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
Er is sprake van cognitieve schade waardoor betrokkene geheugenproblemen heeft en problemen met plannen en organiseren. Hierdoor is betrokkene niet in staat om zelfstandig te functioneren en komt zonder hulp en aansporing tot niets. Daarnaast heeft betrokkene periodes waarin hij vast en in zeer korte tijd veel afvalt en verzwakt. Na deze periodes gaat betrokkene weer veel eten en luistert hij niet naar de adviezen van de diëtiste waardoor hij veel aankomt.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank acht ter zitting door de verpleegkundig specialist en door de verpleegkundige voldoende toegelicht waarom het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, als vorm van verplicht zorg dient te worden opgenomen. Deze vorm van verplichte zorg behelst niet alleen het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen, maar ook het innemen van de bankpas. De rechtbank is gebleken dat het innemen van de bankpas na een periode van vasten noodzakelijk kan zijn om te voorkomen dat betrokkene te veel eten koopt.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Betrokkene verblijft in de accommodatie op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf die is verleend tot en met 14 april 2020. De behandeling van het onderhavige verzoek heeft plaatsgevonden na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging. De rechtbank zal hiermee bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht voor de duur van zes maanden;
- toedienen van voeding voor de duur van zes maanden;
- toedienen van medicatie voor de duur van zes maanden;
- verrichten medische controles voor de duur van zes maanden;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen voor de duur van zes maanden;
- beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen voor de duur van zes maanden;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen voor de duur van zes maanden;
- opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 14 oktober 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel, rechter, bijgestaan door
K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.