ECLI:NL:RBDHA:2020:3884
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: verantwoordelijkheid van Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als eiser optrad. De zaak betreft de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris niet in behandeling is genomen op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, aangezien Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk heeft gedaan, dat door Frankrijk op 20 januari 2020 is aanvaard.
De eiser voerde aan dat hij geen binding met Frankrijk heeft en dat hij inmiddels een band heeft opgebouwd met Nederland. Daarnaast wees hij op de impact van de coronapandemie op Frankrijk en de gevolgen daarvan voor de overdracht van vreemdelingen. De rechtbank oordeelde echter dat de eventuele band met een lidstaat niet als grond kan dienen om een vreemdeling niet over te dragen aan die lidstaat, zoals vastgelegd in de Dublinverordening. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij een sterkere band met Nederland heeft dan met Frankrijk.
Verder oordeelde de rechtbank dat de coronasituatie in Frankrijk geen reden is om de asielaanvraag aan Nederland toe te wijzen. De omstandigheden rondom het coronavirus vormen geen tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Frankrijk. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser kennelijk ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van griffier mr. C.H. Gall. De uitspraak is nog niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal dat alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.