ECLI:NL:RBDHA:2020:3879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor jongvolwassene met Syrië als herkomstland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een jongvolwassene van 32 jaar met de Syrische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een mvv in het kader van nareis om bij haar moeder in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, stellende dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar moeder bestond. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat eiseres niet als jongvolwassene kan worden aangemerkt, aangezien zij op het moment van de aanvraag 32 jaar oud was. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Vreemdelingencirculaire 2000 en eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiseres stelde dat zij, vanwege haar culturele achtergrond, tot het gezin van haar moeder behoort en dat er geen contra-indicaties zijn voor haar afhankelijkheid van haar moeder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat uit de verklaringen van eiseres en haar moeder blijkt dat eiseres in het verleden heeft gewerkt en financieel bijdroeg aan het gezin, wat erop wijst dat zij niet volledig afhankelijk is van haar moeder.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag om mvv terecht heeft afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Neijzen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen.
Bij besluit van 29 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig [A] , moeder en referente (hierna: moeder), met haar dochter en mevrouw A. Kilik Zenging, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1986 en in het bezit van de Syrische nationaliteit. Zij verblijft in [plaats] (Irak) en beoogt als dochter verblijf bij haar moeder, die met ingang van 8 mei 2018 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. Namens eiseres is op 6 juli 2018 een mvv-aanvraag in het kader van nareis ingediend.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen en daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres als 32-jarige niet is aan te merken als jongvolwassene en niet gebleken is dat zij als volwassen kind een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (
more than normal emotionel ties) heeft met haar moeder. Niet gebleken is dat eiseres niet kan functioneren zonder haar moeder. Ook is niet gebleken dat eiseres zich niet financieel staande kan houden, nu uit verklaringen van haar moeder tijdens haar asielgehoor blijkt dat eiseres in het verleden heeft gewerkt door bijles te geven en zo een bijdrage leverde aan het inkomen van het gezin. Ook uit de verklaring over de medische omstandigheden van eiseres volgt niet dat zij een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie heeft met haar moeder. Hoewel uit deze verklaring volgt dat eiseres psychische klachten heeft, heeft verweerder aan deze verklaring niet de waarde gehecht die eiseres eraan hecht. Behalve dat niet gebleken is dat het een door een bevoegde arts opgemaakt officieel document is, roept de inhoud vragen op. Uit de verklaring blijkt namelijk dat eiseres sinds 28 mei 2017 in een kliniek in [plaats] wordt behandeld, terwijl haar moeder in haar asielprocedure heeft verklaard dat zij in juni 2017 Syrië heeft verlaten en haar kinderen – waaronder eiseres – daar heeft achtergelaten, aldus verweerder.
3. Verweerder heeft het primaire besluit in bezwaar gehandhaafd door het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond te verklaren. Daarbij heeft verweerder overwogen dat hij aanneemt dat eiseres in Irak verblijft gelet op het overgelegde registratiebewijs van de UNHCR waaruit blijkt dat de moeder van eiseres sinds 24 juni 2013 bij de UNHCR in Irak staat geregistreerd. Verder heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat niet gebleken is dat eiseres niet in staat is om te werken en uit de medische verklaring – ongeacht de vraag of deze origineel is – niet volgt dat eiseres door haar medische omstandigheden exclusief van de zorg van haar moeder afhankelijk is.
4. Eiseres is het niet een met het bestreden besluit en stelt dat deze in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM). Eiseres stelt dat zij aan te merken is als een jongvolwassene. Het enkele feit dat zij ten tijde van de aanvraag al 32 jaar was, maakt dit niet anders. Doordat zij ongehuwd is, behoort zij in haar cultuur tot het gezin van haar moeder. Daar komt bij dat er geen contra-indicaties zijn waaruit volgt dat zij een zelfstandig bestaan leidt. Verder heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte de overgelegde medische verklaring niet laten onderzoeken door Bureau Documenten. Dit is aan verweerder, omdat uit het protocol van Bureau Documenten volgt dat burgers niet zomaar documenten kunnen indienen voor onderzoek. Uit de medische verklaring blijkt dat eiseres niet in staat is om te werken en zij de zorg van haar moeder nodig heeft. Dat zij medische behandeling kan ontvangen in [plaats] doet niet af aan dit laatste.
5. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiseres en haar moeder geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
5.1.
Uit paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (de Vc 2000) volgt dat voor het aannemen van gezinsleven tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen er sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (
more than normal emotional ties). Wanneer het meerderjarig kind jongvolwassen is, neemt de IND gezinsleven aan zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 16 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3761) heeft geoordeeld dat het niet onredelijk is dat verweerder bij een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf als familie- of gezinslid het uitgangspunt hanteert dat een kind van 25 jaar of ouder in beginsel niet wordt beschouwd als jongvolwassene. Nu in paragraaf C2/4.1 van de Vc 2000 de term jongvolwassene wordt gebruikt en uit de toelichting bij het Besluit van verweerder van 15 september 2017, nummer WBV 2017/9, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Stcrt. 2017, nr. 53 847) volgt dat beoogd is om het nareisbeleid ten aanzien van meerderjarige kinderen zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met het reguliere migratiebeleid, wat gebaseerd is op rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kan naar het oordeel van de rechtbank de lijn in deze uitspraak van de Afdeling worden doorgetrokken naar situatie waarin de vreemdeling een aanvraag heeft ingediend voor een mvv in het kader van nareis. Dit maakt dat, omdat eiseres ten tijde van het indienen van de aanvraag 32 jaar was, verweerder haar terecht niet heeft aangemerkt als jongvolwassene. Dat zij in haar cultuur tot het gezin van haar moeder behoort, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
5.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in dit geval niet ten onrechte op het standpunt stelt dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar moeder. Uit de verklaringen van de moeder tijdens het asielgehoor blijkt namelijk dat eiseres bijles heeft gegeven om financieel bij te dragen aan het inkomen van het gezin. Verder is niet gebleken dat eiseres financieel afhankelijk is van haar moeder of een ander. Dit maakt dat verweerder niet ten onrechte stelt dat niet gebleken is dat eiseres niet zelfstandig kan functioneren en in haar eigen onderhoud kan voorzien. Dat eiseres medische klachten heeft, heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven brengen. Hoewel uit de medische verklaring blijkt dat eiseres medische klachten heeft en gebaat is bij hereniging met haar moeder, blijkt hieruit niet dat eiseres vanwege haar medische klachten exclusief afhankelijk is van de zorg van haar moeder. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat medische zorg in [plaats] beschikbaar is, wat niet door eiseres is betwist. Nu verweerder de inhoud van de medische verklaring heeft betrokken bij het bestreden besluit, kan enkel daarom het betoog van eiseres dat verweerder deze verklaring niet op echtheid heeft laten onderzoek niet leiden tot een geslaagd beroep.
5.4.
Het bovenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiseres om een mvv nareis op goede gronden heeft afgewezen.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 april 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.