ECLI:NL:RBDHA:2020:3873
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang
Op 16 april 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënte, geboren in 1944, die momenteel verblijft in een verpleeghuis. Deze beschikking volgde op een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) dat op 14 april 2020 was ingediend. De cliënte, die lijdt aan psychogeriatrische aandoeningen, was eerder in een revalidatiecentrum, maar door de COVID-19-situatie en haar gedrag werd zij als een risico voor anderen beschouwd. De burgemeester van Den Haag had op 10 april 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd de cliënte bijgestaan door haar advocaat. De specialist ouderengeneeskunde verklaarde dat de cliënte niet in staat was om zich aan afspraken te houden, wat haar terugkeer naar huis onmogelijk maakte. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen, gezien de psychogeriatrische aandoening van de cliënte en het risico op besmetting met COVID-19.
De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 27 mei 2020. De beschikking werd gegeven door mr. M.C. Bruining, met S.P.M. Flipse als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.