ECLI:NL:RBDHA:2020:3873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
C/09/591358 / FA RK 20-2262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 16 april 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënte, geboren in 1944, die momenteel verblijft in een verpleeghuis. Deze beschikking volgde op een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) dat op 14 april 2020 was ingediend. De cliënte, die lijdt aan psychogeriatrische aandoeningen, was eerder in een revalidatiecentrum, maar door de COVID-19-situatie en haar gedrag werd zij als een risico voor anderen beschouwd. De burgemeester van Den Haag had op 10 april 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd de cliënte bijgestaan door haar advocaat. De specialist ouderengeneeskunde verklaarde dat de cliënte niet in staat was om zich aan afspraken te houden, wat haar terugkeer naar huis onmogelijk maakte. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen, gezien de psychogeriatrische aandoening van de cliënte en het risico op besmetting met COVID-19.

De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 27 mei 2020. De beschikking werd gegeven door mr. M.C. Bruining, met S.P.M. Flipse als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/591358 / FA RK 20-2262
Datum beschikking: 16 april 2020

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 14 april 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: cliënte,
geboren op [geboortedag] 1944, [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie verpleeghuis [verblijfplaats]
advocaat: mr. M.Y. van der Bijl te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Den Haag van 10 april 2020;
- de op 10 april 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] , die cliënte met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
Vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de maatregelen rond het coronavirus heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch plaatsgevonden op 16 april 2020.
Ter zitting zijn de navolgende personen tegelijkertijd telefonisch door de rechtbank gehoord:
- cliënte, bijgestaan door haar advocaat;
- de specialist [ouderengeneeskunde] ;
- de [verpleegkundige] .

Standpunten ter zitting

Cliënte heeft meegedeeld dat zij het hier niet naar haar zin heeft. Zij wil naar huis.
De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de reden van overplaatsing gelegen is in het feit dat cliënte ter revalidatie op de [verblijfplaats] verbleef. Ook daar heerst inmiddels COVID-19. Wegens haar psychogeriatrische aandoening is het niet mogelijk om afspraken met cliënte te maken, waar zij zich binnen het verpleeghuis wel en niet mag begeven. Cliënte zoekt graag contact met andere mensen. Zo is zij uiteindelijk in contact geweest met mensen die besmet zijn met COVID-19. Dat viel samen met het einde van haar revalidatietraject. Omdat zij contact had gehad met mensen die besmet waren met COVID-19, vormde cliënte ook een risico voor anderen. Terug naar huis gaan was toen geen optie meer, omdat zij zich niet aan afspraken kan houden. Hierdoor zou zij anderen in de thuisomgeving in gevaar kunnen brengen. Om die reden is zij overgeplaatst naar een gesloten afdeling waar thans mensen verblijven die mogelijk besmet zijn met COVID-19. Bij betrokkene zijn COVID-19 verwante verschijnselen geconstateerd, zoals koorts. Het is de bedoeling dat cliënte op termijn wel weer naar huis terugkeert.
De advocaat heeft aangevoerd dat zij, na de uitleg van de arts, nu beter begrijpt waarom cliënte volgens de arts moet blijven. Namens cliënte heeft de advocaat aangevoerd dat cliënte zelf graag naar huis wil en niet snapt dat zij nog moet blijven. Cliënte begrijpt niet dat er wat met haar geheugen aan de hand is. Zij is van mening dat zij gewoon naar huis kan.

Beoordeling

Op 10 april 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Den Haag ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van (een combinatie van) haar psychogeriatrische aandoening, te weten ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Cliënte verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie.
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat een langere opname nog noodzakelijk is. Nu niet valt uit te sluiten dat cliënte besmet is met COVID-19, en cliënte vanwege haar verminderde geheugen niet in staat is om zich aan afspraken te houden, is terugkeer naar een open afdeling of de thuissituatie thans (nog) geen optie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1944, [geboorteplaats]

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 mei 2020;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.