ECLI:NL:RBDHA:2020:3837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
NL20.4587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. drs. S. van Lokven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak vanwege medische kwetsbaarheid en corona-crisis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Iraanse verzoekster die asiel heeft aangevraagd. De verzoekster heeft op 17 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk heeft verklaard. De verzoekster heeft aangevoerd dat zij bijzonder kwetsbaar is, maar kon dit standpunt niet onderbouwen vanwege de coronamaatregelen die het stellen van diagnoses en het opstarten van behandeltrajecten belemmeren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster niet in staat is om haar kwetsbaarheid aan te tonen, wat van belang is voor de beoordeling van het risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij terugkeer naar Griekenland.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de situatie in Griekenland, waar de verzoekster naar teruggestuurd zou worden, fragiel is en dat de coronacrisis de toegang tot en de kwaliteit van de medische zorg kan beïnvloeden. Hierdoor is het niet uitgesloten dat de verzoekster bij terugkeer in Griekenland in een kwetsbare positie terechtkomt. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen, waardoor de verzoekster in staat wordt gesteld om haar standpunt nader te onderbouwen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris opgedragen om de proceskosten van de verzoekster te vergoeden, vastgesteld op € 525,-. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4587

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1968 en van Iraanse nationaliteit, verzoekster
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. R. Hijma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopVerzoekster heeft op 17 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL20.1385.

Bij besluit van 19 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Bij digitaal bericht van 19 februari 2020 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verzoekster op 1 maart 2020 de rechtbank laten weten het beroep tegen het bestreden besluit beroep te handhaven.
De voorzieningenrechter heeft op 23 april 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, Awb kan de voorzieningenrechter, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, uitspraak doen zonder zitting. De voorzieningenrechter acht in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.
3. De voorzieningenrechter gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verzoekster heeft op 13 mei 2019 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag van verzoekster met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 niet-ontvankelijk verklaard omdat uit onderzoek is gebleken dat verzoekster in Griekenland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en dat de autoriteiten van Griekenland haar op 16 september 2019, derhalve na haar inreis in Nederland, internationale bescherming hebben verleend.
4. Verzoekster is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hangende het beroep verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Getoetst moet worden of het beroep een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
6. Partijen zijn – onder meer – verdeeld over de vraag of verzoekster gelet op haar medische conditie zodanig kwetsbaar is dat van haar niet kan worden gevraagd om terug te keren naar Griekeland. Verweerder heeft in zijn besluit aan verzoekster tegengeworpen dat zij niet heeft onderbouwd dat zij bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Ibrahim e.a. tegen Duitsland van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:219). Verweerder motiveert dit onder meer door aan verzoekster tegen te werpen dat er geen diagnose is gesteld en niet is vastgesteld dat zij thans een (noodzakelijke) medische behandeling behoeft zodat niet kan worden ingezien welke behandeling in Griekenland voor verzoekster niet beschikbaar zou zijn. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster (medische) stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat vanwege de corona-maatregelen thans niet wordt overgegaan tot het –kort gezegd- stellen van diagnoses en opstarten van behandeltrajecten. Verzoekster is dus niet in staat om het standpunt dat zij bijzonder kwetsbaar is nader te onderbouwen. De rechtbank zal bij de ex nunc toetsing van het risico op schending van artikel 3 EVRM als verzoekster naar Griekenland dient te gaan de vraag betrekken of sprake is (geweest) van (tijdelijke) bewijsnood aan de zijde van verzoekster en wat hier de gevolgen van dienen te zijn. De voorzieningenrechter overweegt bovendien dat de rechtbank bij de ex nunc beoordeling van het beroep ook zal moeten beoordelen of verweerder zich voldoende heeft vergewist van de feitelijke situatie in Griekenland als het om de toegang en het niveau van de medische zorg gaat. Het niveau en de beschikbaarheid van de gezondheidszorg in Griekenland was voor de uitbraak van de corona-crisis fragiel. Niet valt uit te sluiten dat door de corona-crisis de medische zorg minder toegankelijk of beschikbaar zal zijn of niet voldoet aan de vereiste kwaliteit. De voorzieningenrechter overweegt dat het beroep een redelijke kans van slagen niet kan worden ontzegd.
7. Verweerder heeft met deze omstandigheden in zijn besluit van 19 februari 2020 geen rekening kunnen houden omdat de uitbraak van de corona-crisis op een later moment plaatsvond. Echter, gelet op de toetsing die door de rechtbank dient plaats te vinden zal het bestreden besluit van een aanvullende motivering moeten worden voorzien. In het bovenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de gevraagde voorziening toe te wijzen. Verzoekster zal hierdoor in staat zijn haar standpunt alsnog nader te kunnen onderbouwen. En verweerder heeft vervolgens de mogelijkheid om aan de hand van de eenmaal gestelde diagnose(s) en een eventueel opgestarte behandeling een actuele beoordeling te maken van de risico’s die dat met zich meebrengt voor verzoekster bij terugkeer naar Griekenland.
8. De voorzieningenrechter merkt tot slot op dat de rechtbank de behandeling van het beroep zal aanhouden om verzoekster in de gelegenheid te stellen nadere medische stukken te verkrijgen om haar standpunt dat zij bijzonder kwetsbaar is te onderbouwen.
9. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorziening toewijzen en ziet in het voorgaande aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
10. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe,
- schorst de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, inhoudende dat de opgelegde plicht aan verzoekster om zich naar Griekenland te begeven wordt geschorst totdat is beslist op de beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. van Lokven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.M.P. Giezenberg, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op: 24 april 2020
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.