ECLI:NL:RBDHA:2020:3828
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Italië
In de zaak tussen de verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker, conform de Dublin-verordening.
Tegen het besluit van de staatssecretaris heeft de verzoeker beroep ingesteld en daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, met zaaknummer NL20.7777, heeft de rechtbank het beroep in de bodemzaak ongegrond verklaard. Hierdoor was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier S.J. Versteeg, en is openbaar gemaakt, hoewel deze niet op een openbare zitting is uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.