ECLI:NL:RBDHA:2020:3803
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met de ziekte van Huntington
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1963, die lijdt aan de ziekte van Huntington. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 25 maart 2020, met als doel een machtiging voor de duur van één jaar te verkrijgen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een accommodatie en heeft 24-uurs toezicht nodig vanwege zijn zorgbehoefte en gedragsproblemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2020 heeft de cliënt aangegeven dat hij naar huis wil, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat een terugkeer naar huis niet mogelijk is.
De rechtbank heeft de medische verklaring van een arts en verklaringen van zorgverleners in overweging genomen, waaruit blijkt dat de cliënt ernstige psychische schade en verwaarlozing ervaart. De rechtbank concludeert dat de ziekte van Huntington een psychische stoornis is en dat de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de cliënt een ernstig nadeel ondervindt dat niet anders dan met opname kan worden afgewend. Daarom verleent de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om in de toekomst een verlenging aan te vragen.
De beschikking is gegeven door rechter O.F. Bouwman, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.