ECLI:NL:RBDHA:2020:3758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
C/09/590787 / FA RK 20-1954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1989, die op dat moment in een accommodatie verbleef. De crisismaatregel was eerder opgelegd op 1 april 2020 en de officier van justitie verzocht om verlenging op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de betrokkene dat hij vrijwillig was opgenomen en naar huis wilde, terwijl de artsen aangaven dat er sprake was van een psychotisch toestandsbeeld en therapieresistentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de crisismaatregel niet langer noodzakelijk was, gezien de overbelasting van de ouders en de bereidheid van de vader om de betrokkene thuis te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat er alternatieven voor verplichte zorg beschikbaar waren, zoals tijdelijk verblijf bij de ouders in afwachting van een geschikte behandelplek. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen, met de beslissing dat de behandelaren zich zullen inzetten om een geschikte behandelplek voor de betrokkene te vinden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/590787 / FA RK 20-1954
Datum beschikking: 06 april 2020

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 02 april 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. N.J. Batelaan te Rijswijk Zh.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 02 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 01 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Leiden tot het nemen van de crisismaatregel van 1 april 2020;
  • een op 1 april 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 06 april 2020.
Vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de maatregelen rond het coronavirus zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) de volgende personen gelijktijdig telefonisch door de rechtbank gehoord:
- de advocaat;
- de [psychiater 2] in aanwezigheid van betrokkene;
- de [arts-assistent] ;
- de [verpleegkundige] ;
- de vader van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat hij vrijwillig was opgenomen en naar buiten wilde. Hij begrijpt niet waarom hij niet weg mag. Thuis zal het ook goed gaan. Betrokkene wil het liefst naar huis.
De arts heeft verklaard dat de betrokkene eerder op vrijwillige basis was opgenomen maar dat de medicamenteuze behandeling niet het gewenste resultaat had. Er was sprake van therapieresistentie. Er is toen besproken dat de volgende stap de behandeling met clozapine is. Betrokkene gaat hiermee niet akkoord en wilde met ontslag. Het ernstig nadeel is dat betrokkene met zijn gedrag agressie van anderen over zich af kan roepen en hij is een gevaar voor zichzelf. Hij woont bij zijn ouders en zijn ouders raken overbelast. Betrokkene kan dreigend en prikkelbaar zijn. Dat is de afgelopen keren in gesprekken gebleken. Hij komt heel dichtbij staan en is boos. De verpleging weet dan niet wat hij gaat/kan doen.
De arts heeft voorts verklaard de afdeling KIZ betrokkene heeft afgewezen. Deze afdeling vindt dat de afdeling High Care betrokkene wel kan behandelen. De arts zal de afdeling KIZ nog wel benaderen over betrokkene. Medicatie kan op de High Care gegeven worden.
De arts heeft verder aangegeven dat betrokkene mede is opgenomen omdat sprake was van overbelasting van de ouders in de thuissituatie. Als de vader aangeeft dat de ouders nu in staat zijn hun zoon thuis op te vangen, dan gaat dat voor.
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit. Betrokkene verbleef vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis. De afdeling KIZ zou de meest passende plek voor betrokkene zijn. Er is daarover gesproken. Betrokkene zou eerst naar de afdeling KIZ gaan en daarna over naar beschermd wonen. Dat zou op 7 april starten maar op diezelfde dag is een crisismaatregel aangevraagd. Er is geen sprake van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Er is geen sprake van levensgevaar. De psychische schade zou betrekking hebben op de overbelasting van ouders en de opwindingstoestand van betrokkene. Er is tijdens de opname sprake geweest van verbale agressie. Dat rechtvaardigt dit ultimum remedium niet. Voorts heeft de advocaat aangevoerd dat er geen sprake is van verzet. Betrokkene wil liever niet op de High Care blijven maar dat betekent niet dat er sprake is van verzet. De afdeling High Care is geen prettige omgeving. Betrokkene is coöperatief en verzet zich niet tegen behandeling. Hij gaat met zijn ouders of alleen buiten om te wandelen en komt netjes weer terug. Er zijn daarnaast, anders dan de officier meent, wel minder zwaarwegende alternatieven. Betrokkene kan naar huis in afwachting van een plek bij de afdeling KIZ of hij kan op een andere wijze vrijwillig aanwezig zijn bij voorkeur op een andere afdeling, zoals de afdeling medium care.
De advocaat heeft subsidiair, voor het geval de rechtbank voornemens is om het verzoek toe te wijzen, verzocht om de vormen van verplichte zorg, behoudens de opname in de accommodatie, af te wijzen. Betrokkene is coöperatief. De vergaande maatregelen zijn niet nodig. De verplichte vormen van zorg zijn niet evenredig en buiten proportioneel. Betrokkene zit nu verplicht op de HIC en wordt daar slechter van. Betrokkene heeft ouders die hem steunen en ze kunnen met de GGZ op zoek gaan naar passende zorg bij een andere instelling in Nederland.
De vader van betrokkene heeft onderschreven wat de advocaat en betrokkene hebben verklaard. De vader heeft voorts verklaard dat er de afgelopen jaren nauwelijks sprake is geweest van behandeling. Men richt zich teveel op medicatie. Daarnaast zoekt betrokkene altijd zelf hulp en is altijd vrijwillig opgenomen geweest. Hij ervaart dat hij met medicatie geen steun krijgt en er wordt geen vooruitzicht geboden op bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en het toewerken naar beschermd wonen. Betrokkene is groot en stevig en men kan zich door hem bedreigd voelen. De afdeling HIC is voor crisisopvang en is niet bedoeld voor behandeling. Betrokkene wordt alleen maar slechter op de HIC. De GGZ heeft aangegeven dat de afdeling KIZ de enige adequate plek is voor hem, maar daar is nu geen plek. De vader heeft aangegeven dat ze overal in Nederland kunnen zoeken naar een geschikte plek voor betrokkene en dat zij ook zullen verhuizen als dat moet. De vader heeft echter nog geen actie van de GGZ gezien. Als er binnen een maand op een passende locatie een plek voor betrokkene is, kan betrokkene in de tussentijd vrijwillig op de afdeling Medium Care blijven of hij kan naar huis, mits actief naar een oplossing worden gezocht. Verder moet betrokkene in goed overleg gemotiveerd worden om clozapine te nemen.

Beoordeling

Bij betrokkene is sprake van een psychotisch toestandsbeeld. Sinds januari van dit jaar was betrokkene op vrijwillige basis opgenomen. De behandelaren hebben aangegeven dat de psychose van de betrokkene therapieresistent is en dat vanuit behandelperspectief nu het middel clozapine moet worden ingezet. Betrokkene is het hier niet mee eens.
De rechtbank maakt uit de stukken en uit wat ter zitting is besproken op dat de crisismaatregel onder meer nodig was in verband met de overbelasting van de ouders, waar de betrokkene inwoont. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hier niet langer sprake van is.
Ter zitting is besproken dat een alternatief voor verplichte zorg mogelijk is, namelijk dat betrokkene vanuit de thuissituatie afwacht tot er een geschikte locatie voor behandeling en verblijf voor hem is gevonden of tot dat hij bij de afdeling KIZ terecht kan. De vader is bereid zolang het kan betrokkene thuis te ondersteunen en met de betrokkene en de GGZ op zoek te gaan naar een geschikte behandelplek. De artsen kunnen zich hierin vinden.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat op dit moment niet langer sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Bovendien is er een alternatief voor verplichte zorg, namelijk (tijdelijk) verblijf bij de ouders in afwachting van een geschikte behandelplek.
De rechtbank gaat er vanuit dat de behandelaren zich er voor zullen inzetten om zo spoedig mogelijk een geschikte behandelplek voor betrokkene te vinden. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 06 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.