ECLI:NL:RBDHA:2020:3757
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1947, die lijdt aan een psychotisch toestandsbeeld, vermoedelijk in het kader van schizofrenie. De officier van justitie had op 28 februari 2020 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van diverse medische verklaringen en rapporten, waarin werd verzocht om verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de betrokkene dat zij zich goed voelde en dat zij niet psychotisch was, maar de medische professionals gaven aan dat zij geen ziekte-inzicht had en dat er sprake was van gevaarlijk gedrag, waaronder het lopen met een honkbalknuppel en het veroorzaken van overlast in de buurt.
De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel dat de betrokkene veroorzaakte af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, waarbij de betrokkene onder andere medicatie moest krijgen, medische controles onderging, en haar bewegingsvrijheid beperkt werd. De rechtbank wees echter enkele van de verzochte vormen van zorg af, zoals het toedienen van vocht en voeding, omdat deze op dat moment niet noodzakelijk waren.
De beschikking werd gegeven door rechter O.F. Bouwman, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is vastgesteld op 21 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.