Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2020 in de zaak tussen
[eiser] h.o.d.n. [h.o.d.n.], te [vestigingsplaats], eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder.
[derde partij], h.o.d.n. [h.o.d.n.], te [vestigingsplaats].
Procesverloop
Overwegingen
Eiser, die een rederij exploiteert, is vergunninghouder van ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen aan de [adres 1]. IDD, naast eiser gevestigd aan de [adres 1], beschikte in [plaats] sinds 1999 over een ligplaatsvergunning voor een terrasboot voor onbepaalde tijd die lag in het water voor zijn bedrijfspand en over een bedrijfsligplaatsvergunning voor onbepaalde tijd aan de [adres 2]. Die laatste vergunning is door IDD opgegeven. IDD, die ook een rederij exploiteert, heeft op 30 oktober 2018 een aanvraag gedaan voor een bedrijfsligplaatsvergunning voor bepaalde tijd (5 jaar) voor het gebied aan de [adres 1] in ruil voor een ligplaatsvergunning voor een terrasboot. Met een bedrijfsvaartuig wil IDD dinerend rondvaren door [plaats] grachten realiseren. Bij het primaire besluit is die vergunning verleend.
3. Eiser voert aan dat het omruilen van een vergunning voor een terrasboot voor een vergunning voor een bedrijfsvaartuig in strijd is met de strekking en het doel van de Bedrijfs- en Pleziervaartuigenverordening Leiden 2017 (de Verordening). Alleen via een loting zou een ligplaatsvergunning kunnen worden uitgegeven zonder de volgens de Verordening noodzakelijk geachte wachtlijst te doorkruisen. Voorts wordt aangevoerd dat in het verleden de terrasbootvergunning onderdeel uitmaakte van een terrasvergunning, en dit terras sindsdien in gebruik is door een andere ondernemer Leids Beleg. Van een echte omruil is dus geen sprake.
Wettelijk kader
Het college stelt nader regels met betrekking tot het proces van vergunningverlening, waaronder begrepen - maar niet beperkt tot - de vorm en inhoud van de aanvraag, de verdelings- en verleningssystematiek en de wachtlijst en de wijze van hanteren daarvan.