ECLI:NL:RBDHA:2020:3698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die een V-nummer heeft. De verzoekster had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was verleend met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij [A]. Deze vergunning is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met terugwerkende kracht ingetrokken, en de aanvraag voor wijziging naar een verblijfsvergunning op humanitaire gronden is afgewezen. De verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is. Echter, in deze zaak is het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet langer voldaan wordt aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in de Awb. Dit betekent dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen juridische basis is om het verzoek in behandeling te nemen.

De uitspraak is gedaan zonder dat partijen op een zitting zijn uitgenodigd, aangezien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4527
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , verzoekster, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde mr. W.N. van der Voet),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor het wijzigen van de verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ afgewezen. Tevens heeft verweerder de verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ met terugwerkende kracht ingetrokken vanaf 9 oktober 2017.
Bij besluit van 21 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Bij uitspraak van vandaag, in de procedure met zaaknummer AWB 19/4526, heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard.
3. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier, op 16 april 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld