Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummers]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1985 en heeft de Ghanese nationaliteit. Met ingang van 24 oktober 2012 is eiseres in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’. Deze verblijfsvergunning is later verlengd tot 24 oktober 2018. Eiseres heeft op 7 augustus 2018 een aanvraag om wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning ingediend. Op
17 oktober 2018 heeft verweerder het voornemen om de verblijfsvergunning van eiseres met terugwerkende kracht in te trekken vanaf 9 oktober 2017 kenbaar gemaakt. Eiseres heeft hierop op 5 december 2018 haar zienswijze gegeven.
9 oktober 2017 niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven als de heer [A] voldoet zij niet meer aan de voorwaarden voor de aan haar verleende verblijfsvergunning. Voorts is de aanvraag tot wijziging van de beperking van de verleende verblijfsvergunning afgewezen. Niet is gebleken dat eiseres melding of aangifte heeft gedaan van huiselijk geweld bij de politie.
5.4. De rechtbank stelt vast dat eiseres ter onderbouwing van haar stelling dat zij slachtoffer is geweest van huiselijk geweld in haar zienswijze een brief van haar huisarts heeft overgelegd. In bezwaar heeft eiseres informatie uit het dossier van Veilig Thuis overgelegd en in beroep een mutatierapport van de politie waaruit blijkt dat eiseres een melding van huiselijk geweld heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres met de door haar overgelegde documenten niet aannemelijk heeft gemaakt slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Uit het door eiseres overgelegde politierapport blijkt dat zij niet wist of zij aangifte wilde doen van huiselijk geweld. Op de vraag of zij is mishandeld door haar ex-partner gaf eiseres niet duidelijk antwoord. Zij heeft alleen gesteld dat zij ruzie had met haar ex-partner over de zwangerschap. Niet is gebleken dat eiseres aangifte heeft gedaan tijdens de daarvoor ingeplande afspraak bij de politie op 28 maart 2019. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dat een aangifte niet per definitie noodzakelijk is voor het aannemelijk achten van huiselijk geweld, nu paragraaf B8/2.3 van de Vc 2000 spreekt over een ‘bescheiden van de politie’, maar wel moet bij de politie aannemelijk gemaakt zijn dat huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft hierbij mogen overwegen dat het dossier van Veilig Thuis en de brief van de huisarts van eiseres gebaseerd zijn op eigen verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze documenten, in combinatie met de melding op het politiebureau waarbij eiseres onduidelijke verklaringen gaf, onvoldoende mogen achten van eiseres om aannemelijk te maken dat zij slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Als gevolg daarvan is geen sprake van bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in hoofdstuk B9/11, onder e, van de Vc 2000.
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1050,-
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier, op 16 april 2020.
Rechtsmiddel
Juridisch kader
(…)
De IND beschouwt als bewijsmiddel van huiselijk geweld:
-recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden; óf
- een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld.
(…)
De IND verleent een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘niet-tijdelijk humanitaire gronden’ op grond van artikel 3.51, derde lid, Vb jo artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder c, VV als:
De IND verleent een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder i en j, van het Vb, als de vreemdeling aantoont dat de dreiging op grond waarvan de verblijfsvergunning is verleend voortduurt.
c. de omstandigheid dat in het land van herkomst geen naar maatstaven van dat land aanvaardbaar te achten opvang aanwezig is;
(…)
De IND verleent de verblijfsvergunning als de vreemdeling aantoont dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie.
De IND kent aan deze factoren zwaar gewicht toe als:
- sprake is van in Nederland geboren kinderen, of kinderen met (ook) de Nederlandse nationaliteit; en
- aannemelijk wordt gemaakt dat deze kinderen niet eenvoudig op te lossen problemen ondervinden bij toegang tot een schoolopleiding in het land van herkomst.