Op 11 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Eritrese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel, welke door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond was verklaard.
Tijdens de zitting op 11 maart 2020 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en zijn ook de referente en een tolk aanwezig geweest. Eiseres heeft gesteld dat de referente met een doopakte en foto’s de familiebetrekking tussen haar en haar dochter aannemelijk heeft gemaakt. Echter, de rechtbank oordeelde dat de overgelegde doopakte vals was bevonden door Bureau Documenten en dat er geen substantieel indicatief bewijs was geleverd om de identiteit van eiseres te onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had gesteld dat er geen officieel identificerend document was overgelegd. Hierdoor kon de aanvraag om een mvv in het kader van nareis niet worden toegewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd onmiddellijk na de zitting gedaan, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.