ECLI:NL:RBDHA:2020:3690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel wegens onvoldoende bewijs van identiteit

Op 11 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Eritrese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel, welke door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond was verklaard.

Tijdens de zitting op 11 maart 2020 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en zijn ook de referente en een tolk aanwezig geweest. Eiseres heeft gesteld dat de referente met een doopakte en foto’s de familiebetrekking tussen haar en haar dochter aannemelijk heeft gemaakt. Echter, de rechtbank oordeelde dat de overgelegde doopakte vals was bevonden door Bureau Documenten en dat er geen substantieel indicatief bewijs was geleverd om de identiteit van eiseres te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had gesteld dat er geen officieel identificerend document was overgelegd. Hierdoor kon de aanvraag om een mvv in het kader van nareis niet worden toegewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd onmiddellijk na de zitting gedaan, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/5523

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Coenen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel afgewezen.
Bij besluit van 20 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens zijn verschenen mevrouw
[A] (referente) en de heer A. Solomon (tolk).
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Overwegingen

1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is, volgens de verklaring van referente, geboren op [geboortedatum] 2010 en heeft de Eritrese nationaliteit. Eiseres is de gestelde dochter van referente.
3. Aan de zijde van eiseres wordt aangevoerd dat referente met de doopakte en de foto’s de familiebetrekking tussen haar en haar dochter aannemelijk heeft gemaakt. Als dat niet voldoende is heeft referente aangetoond dat zij in bewijsnood verkeert. Zij heeft verklaard waarom er geen geboorteakte van eiseres kan worden overgelegd. Dan ligt het op de weg van verweerder om DNA-onderzoek aan te bieden.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft gesteld dat voor eiseres geen officieel identificerend document is overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit. De overgelegde doopakte van eiseres is vals bevonden door Bureau Documenten. Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van substantieel indicatief bewijs, nu de overgelegde foto’s hiertoe onvoldoende zijn.
Daarbij heeft verweerder de verklaring van referente over het ontbreken van officieel identificerende documenten onvoldoende kunnen achten en heeft verweerder geen bewijsnood hoeven aannemen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen DNA-onderzoek hoeven aanbieden.
Nu de identiteit van eiseres niet is aangetoond, kan ook de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet worden aangetoond.
5. Gelet hierop kan de aanvraag om een mvv in het kader van nareis niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier, op 11 maart 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.