ECLI:NL:RBDHA:2020:3684
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van Anw-uitkering wegens te hoge betaling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een weduwe die een Anw-uitkering ontving, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De zaak betreft de herziening van de Anw-uitkering over de periode van 1 juni 2015 tot en met 30 september 2018, waarbij een bedrag van € 8.379,04 aan te veel betaalde uitkering door de verweerder is teruggevorderd. Eiseres heeft tegen het besluit van de verweerder beroep ingesteld, nadat haar bezwaar ongegrond was verklaard.
De rechtbank overweegt dat de herziening van de uitkering gerechtvaardigd is, omdat de verweerder bij de berekening van de Anw-uitkering abusievelijk geen rekening heeft gehouden met het flexpensioen van eiseres. Eiseres betoogt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien en beroept zich op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen schriftelijke toezeggingen zijn gedaan door de verweerder die eiseres in haar vertrouwen konden sterken. De rechtbank concludeert dat de terugvordering niet in strijd is met het beleid van de verweerder en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw was in de veronderstelling dat haar uitkering correct was.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de beslissing van de verweerder om de Anw-uitkering te herzien en het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het Coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zal worden.