ECLI:NL:RBDHA:2020:3676
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1989, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 14 februari 2020, met het argument dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 10 maart 2020, waarbij zowel de verzoeker als de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting werd ook de behandeling van een andere zaak, NL20.4651, besproken. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in die andere zaak, waardoor de voorlopige voorziening in deze zaak niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, in aanwezigheid van griffier mr. M.E.H.J. van Hooidonk. Vanwege de coronamaatregelen kon de uitspraak niet op een openbare zitting worden gedaan, maar werd deze later gepubliceerd op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.