ECLI:NL:RBDHA:2020:3675
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de stellingen van de eiser, die stelde dat hij in Algerije bedreigd werd door de broers van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de door de eiser overgelegde mensenrechtenrapportages over Algerije niet voldoende waren om aan te tonen dat Algerije geen veilig land van herkomst is. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in zijn specifieke situatie niet de bescherming van de Algerijnse autoriteiten kon inroepen. De rechtbank wees erop dat de eiser onvoldoende inspanningen had geleverd om zijn problemen in Algerije op te lossen en dat zijn verklaringen over de bedreigingen niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van de eiser terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er werd opgemerkt dat de uitspraak later openbaar gemaakt zou worden, gezien de coronamaatregelen.