ECLI:NL:RBDHA:2020:3623
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van ZW-uitkering op basis van onterecht verstrekt voorschot
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de terugvordering van een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres had een voorschot op de ZW-uitkering ontvangen, gebaseerd op 100% van haar maandloon, terwijl later bleek dat zij recht had op een uitkering van slechts 70% van het maandloon. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht de teveel betaalde uitkering heeft teruggevorderd, omdat eiseres niet arbeidsongeschikt was als gevolg van zwangerschap of bevalling, wat een voorwaarde is voor het recht op de hogere uitkering.
Het procesverloop begon met de toekenning van een ZW-uitkering aan eiseres per 3 september 2018, gebaseerd op 70% van het maandloon. Eiseres had eerder een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) en was na haar bevalling ziek gemeld. Het UWV heeft in verschillende besluiten de terugvordering van de teveel betaalde ZW-uitkering gegrond op het feit dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de hogere uitkering. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij betwistte dat haar arbeidsongeschiktheid niet het gevolg was van zwangerschap of bevalling.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de schending van de hoorplicht tijdens de bezwaarprocedure. Hoewel de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, concludeerde zij dat eiseres hierdoor niet benadeeld was, aangezien zij haar standpunt alsnog had kunnen toelichten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.050,- zijn vastgesteld. Tevens dient het UWV het griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.