ECLI:NL:RBDHA:2020:3622
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na zwangerschap en bevalling in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die na haar zwangerschaps- en bevallingsuitkering een Ziektewet-uitkering aanvroeg, stelde dat haar arbeidsongeschiktheid het gevolg was van haar zwangerschap en/of bevalling. De rechtbank diende te beoordelen of de eiseres ontvankelijk was in haar bezwaar en of haar arbeidsongeschiktheid inderdaad het gevolg was van de zwangerschap en/of bevalling. De rechtbank oordeelde dat de eiseres op 3 september 2018 arbeidsongeschikt was, maar dat deze arbeidsongeschiktheid niet direct het gevolg was van de zwangerschap of bevalling, aangezien er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen de ziekmelding en de zwangerschap/bevalling. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts zorgvuldig had onderzocht en dat er onvoldoende medische gegevens waren om de stelling van eiseres te onderbouwen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat zij geen recht had op een ZW-uitkering ter hoogte van 100% van het maandloon. De uitspraak werd gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Ziektewet, waarbij de rechtbank de relevante artikelen en richtlijnen in acht nam.