ECLI:NL:RBDHA:2020:3556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/4389
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel plaatsing in Extra Begeleiding en Toezicht Locatie (EBTL) door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een Iraanse asielzoeker tegen een maatregel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) betreffende zijn plaatsing in een Extra Begeleiding en Toezicht Locatie (EBTL). De maatregel was opgelegd op basis van incidenten van agressief gedrag van de eiser in een asielzoekerscentrum. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de maatregel en voerde aan dat zijn gedrag niet zodanig was dat het de EBTL-maatregel rechtvaardigde, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische omstandigheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel was opgelegd na een incident op 7 mei 2019, waarbij eiser agressief gedrag vertoonde en een raam vernielde. De rechtbank oordeelde dat het COA voldoende gronden had om de maatregel op te leggen en dat de belangenafweging door het COA adequaat was. Eiser had geen onderbouwde argumenten aangedragen die de rechtbank zouden kunnen overtuigen van het tegendeel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4389
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 16 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Iraanse nationaliteit,
eiser
(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder

(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een maatregel betreffende plaatsing in een Extra Begeleiding en Toezicht Locatie (EBTL) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 11 november 2019 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer G. de Vries. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling het volgende. In het bestreden besluit heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder g en h, en artikel 11, eerste lid, van de Rva 2005, per 8 mei 2019 wordt geplaatst in de EBTL te Amsterdam.
1.1
Naar aanleiding van het bestreden besluit is aan eiser door een daartoe bevoegde ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. In het kader van deze maatregel is eiser verboden met ingang van 7 mei 2019 zich te bevinden in het asielzoekerscentrum (AZC) in Den Helder. Eiser heeft ook beroep ingesteld tegen deze maatregel (zaaknummer NL19.13129).
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser op 7 mei 2019 agressief gedrag heeft vertoond in het AZC in Den Helder, waarbij hij een raam kapot heeft geslagen en zich met een vuist richting een medewerker heeft bewogen. De politie is ingeschakeld. In het bestreden besluit zijn de geregistreerde incidenten en de genomen maatregelen sinds 11 juli 2016 opgesomd. Verweerder meent dat de gedragingen van eiser wat betreft aard en omvang zodanig ernstig zijn dat dit de plaatsing in een EBTL rechtvaardigt.
3. Eiser voert aan dat hij ten onrechte in de EBTL is geplaatst. Hij betwist dat zijn gedrag zodanig is geweest dat het de EBTL-maatregel kan rechtvaardigen. Eiser is een asielzoeker met traumatische ervaringen uit het verleden. Het ligt ook in zijn persoonlijkheid om bevelen en aanwijzingen kritisch te bekijken. Dit kan het werken met eiser bemoeilijken en zijn gedrag kan soms als provocerend worden ervaren. Van professionele beveiligers mag echter worden verwacht dat zij met dit soort situaties kunnen omgaan. Bij het laatste incident dat tot oplegging van de EBTL-maatregel heeft geleid hebben de beveiligers disproportioneel en onprofessioneel gehandeld.
Ter zitting heeft eiser zijn grond nader toegelicht en benadrukt dat met name relevant is dat een adequate belangenafweging plaats had moeten vinden, met inachtneming van eisers psychische omstandigheden. Ter zitting heeft eiser voorts betwist dat hij een stoel door de ruit heeft gegooid.
3.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser op 5 juli 2019 van de EBTL is overgeplaatst naar een regulier asielzoekerscentrum in Amsterdam. De rechtbank ziet zich daarom ambtshalve gesteld voor de vraag of eiser procesbelang heeft bij het onderhavige beroep. Nu eiser ter zitting persoonlijk nadrukkelijk heeft gesteld dat hij schadevergoeding wenst, wordt door de rechtbank procesbelang aangenomen.
Om te beoordelen of eiser recht heeft op schadevergoeding, moet onderzocht worden of het opleggen van de maatregel rechtmatig is geweest.
3.1.1
In dat kader zal de rechtbank eerst eisers stelling dat hij de stoel niet door de ruit gegooid zou hebben, bespreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Het bestreden besluit bevat een beschrijving van het COA van de gebeurtenis op 7 mei 2019. Een COA-medewerker omschrijft hoe hij met een andere medewerker in de gang stond, en zag dat eiser met stoelen aan het slaan was op de muren en het raam van het loket. Terwijl de medewerkers richting de receptie liepen, zagen zij het gehele raam op de grond vallen, waarnaar deze in stukken brak. Vervolgens vloog een stoel door het raam heen. In het dossier zit voorts een op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2019, waarin de (getuige-)verklaring van een andere vreemdeling ter plaatse is opgenomen. Deze vreemdeling getuigt dat hij zag dat eiser een stoel pakte en deze tegen het raam gooide waardoor het raam stuk ging. Tot slot blijkt uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van gehoor bij de maatregel ex artikel 56 Vw van 8 mei 2019, dat eiser op 7 mei door de politie is aangehouden voor het strafbare feit ‘vernieling’.
Gelet op al deze informatie is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op goede gronden en voldoende onderbouwd op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van deze vorm van vernieling. Gelet op het vorenstaande is de niet onderbouwde ontkenning van deze vernieling van eiser ter zitting, van onvoldoende gewicht om aannemelijk te maken dat hij geen stoel door het raam zou hebben gegooid. De rechtbank gaat dan ook uit van de feiten zoals omschreven in het bestreden besluit.
3.1.2
Vervolgens zal de rechtbank eisers stelling, dat in het bestreden besluit ten onrechte geen adequate belangenafweging met inachtneming van eisers psychische omstandigheden heeft plaatsgevonden, beoordelen. Eiser heeft de gestelde invloed van zijn psychische gesteldheid op het gebeuren echter niet geconcretiseerd of onderbouwd. Daarom hoefde verweerder daarmee geen rekening te houden in zijn belangenafweging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat voldoende aanleiding bestond tot het opleggen van de EBTL-maatregel, en ziet geen aanleiding om eiser schadevergoeding toe te kennen. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid vanY.D. Ancion, griffier.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel