ECLI:NL:RBDHA:2020:3554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/1819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake inhouding van verstrekkingen aan asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Iraanse asielzoeker, eiser, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA, waarbij hem een maatregel werd opgelegd van inhouding van €12,95 per week gedurende vier weken, vanwege zijn weigering om de GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) te verlaten op 31 januari 2019. Eiser voerde aan dat het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en motivering, en dat de maatregel disproportioneel was, gezien zijn psychische gesteldheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van eiser op 17 en 31 januari 2019 niet in geschil zijn. Verweerder had de maatregel opgelegd omdat eiser zich niet hield aan de huisregels en intimiderend gedrag vertoonde. Eiser had eerder klachten geuit over zijn behandeling bij de GZA, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had onderbouwd dat zijn psychische gesteldheid invloed had op zijn gedrag. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was en dat de maatregel niet disproportioneel was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van griffier Y.D. Ancion. Vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1819
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 16 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Iraanse nationaliteit,
eiser
(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth).
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder

(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) eiser de maatregel opgelegd van inhouding van €12,95 per week, gedurende 4 weken en ingaande op 4 februari 2019.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 11 november 2019 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer G. de Vries. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verweerder heeft de maatregel aan eiser opgelegd, omdat eiser op 31 januari 2019 weigerde de GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) te verlaten ondanks herhaald aandringen. De politie is ingeschakeld en heeft eiser verwijderd. Deze gedraging heeft volgens verweerder overlast gegeven van middelgrote impact. Verweerder acht daarom een maatregel gerechtvaardigd van het inhouden van € 12,95 per week gedurende vier weken (hierna: de maatregel).
Eiser voert aan dat verweerder het bestreden besluit ten onrechte genomen heeft. Het voldoet ook niet aan de eisen van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Eiser had klachten met betrekking tot zijn behandeling bij de GZA. Hij heeft zich hier ook eerder over beklaagd. Toen eiser merkte dat hij niet serieus werd genomen in zijn klachten, heeft hij als teken van protest geweigerd de GZA te verlaten. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat eiser de gelegenheid is geboden zijn klachten uit te spreken. De opmerking in het bestreden besluit dat eiser zou hebben gezegd dat hij geholpen wil worden op de manier die hij wil, is dan ook te kort door de bocht. Eiser voert voorts aan dat de maatregel disproportioneel is. Het klopt dat hij geweigerd heeft de GZA te verlaten, waardoor het personeel ervoor heeft gekozen de politie erbij te halen. Het feit is echter niet zo ernstig dat de maatregel daarmee in verhouding is. Eiser leeft uitsluitend van de verstrekkingen.
Ter zitting heeft eiser zijn grond nader toegelicht en benadrukt dat het hem met name erom gaat dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en de maatregel disproportioneel is, gelet op de psychische gesteldheid van eiser.
2.1
Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat aanleiding voor de maatregel is geweest dat eiser zich niet heeft gehouden aan de huisregels door de aanwijzingen van het COA-personeel niet op te volgen, en dat eiser intimiderend gedrag heeft vertoond. Ook heeft verweerder van belang geacht dat eerder (op 17 januari 2019) eenzelfde incident heeft plaatsgevonden.
Naar aanleiding van de toelichting van eiser ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser de gestelde invloed van zijn psychische gesteldheid niet heeft geconcretiseerd of onderbouwd. Reeds daarom heeft verweerder hierover geen inhoudelijk standpunt hoeven formuleren.
2.2
De rechtbank stelt vast dat de gedragingen van eiser op 17 en 31 januari 2019 niet in geschil zijn. Anders dan eiser stelt is de rechtbank van oordeel dat de maatregel niet disproportioneel is. Eiser heeft immers (de gestelde invloed van) zijn psychische gesteldheid niet geconcretiseerd of onderbouwd. Daarom heeft verweerder het bestreden besluit voldoende draagkrachtig gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid vanY.D. Ancion, griffier.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel