ECLI:NL:RBDHA:2020:3552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/09/591143 / KG RK 20-467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kortgedingprocedure over ontruiming van woning

Op 14 april 2020 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. De verzoeker had een kortgedingprocedure aangespannen tegen de belanghebbende, met als vordering dat de rechter zou bevelen dat verzoeker het huis binnen twee dagen moest ontruimen. Na de telefonische behandeling van deze zaak heeft verzoeker de rechter schriftelijk gewraakt, omdat hij vond dat de rechter hem de kans had ontnomen om te reageren op opmerkingen van de belanghebbende. Daarnaast had de rechter verzoeker aangespoord om snel naar vervangende woonruimte te zoeken.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. Hij had een conclusie van antwoord ingediend en was in de gelegenheid gesteld om te reageren tijdens de zitting. De opmerking van de rechter over het zoeken naar alternatieven werd niet als vooringenomenheid beschouwd, aangezien het duidelijk was dat het huis eigendom was van de belanghebbende en dat verzoeker het op een gegeven moment moest verlaten. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de wraking geen grond had.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de onderliggende procedure voortgezet wordt. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/19
zaak- /rekestnummer: C/09/591143 / KG RK 20/467
Beslissing van 14 april 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. H.J. Vetter,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
- [belanghebbende] en haar advocaat mr. K. Spaargaren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek dat is ontvangen op 8 april 2020;
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 8 april 2020;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 9 april 2020.
1.2.
De wrakingskamer heeft diverse pogingen gedaan om de behandeling van het wrakingsverzoek telefonisch te laten plaatsvinden in aanwezigheid van alle partijen. Dit is mislukt. De telefonische verbinding is om technische redenen niet tot stand gekomen. Verzoeker heeft de voorzitter vervolgens telefonisch laten weten dat hij het verzoek schriftelijk af wil laten doen. De voorzitter heeft dit daarna telefonisch aan achtereenvolgens de rechter en mr. Spaargaren medegedeeld. Mr. Spaargaren heeft hierbij opgemerkt dat het verzoek wat haar betreft niet voor toewijzing in aanmerking komt.
1.3.
De wrakingskamer heeft vervolgens bepaald heden uitspraak te doen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/590737 / KG ZA 20/287 tussen verzoeker en belanghebbende.
Belanghebbende heeft een zogenoemde kortgedingprocedure aangespannen tegen verzoeker met als vordering aan de voorzieningenrechter te bevelen dat verzoeker het huis binnen twee dagen dient te ontruimen. Naar aanleiding van de telefonische behandeling van de vordering op 8 april 2020 heeft verzoeker schriftelijk een wrakingsverzoek ingediend bij de rechtbank.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft hem de gelegenheid ontnomen om nog verder te reageren op de door belanghebbende gemaakte opmerkingen. Voorts heeft de rechter verzoeker medegedeeld dat hij maar heel spoedig op zoek diende te gaan naar vervangende woonruimte.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat het procesverloop als volgt is geweest.
Verzoeker heeft voor de mondelinge behandeling een conclusie van antwoord ingediend, waarbij hij heeft gereageerd op de dagvaarding. Vervolgens is verzoeker blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting uitvoerig in de gelegenheid gesteld om zijn argumenten naar voren te brengen. Zowel verzoeker als belanghebbende en haar advocaat zijn tijdens de telehoorzitting zowel in eerste als in tweede termijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op wat ter terechtzitting is gezegd. De wrakingskamer concludeert dat de verzoeker voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen.
3.3.
De opmerking van de rechter aan het eind van zitting: ‘Ik wil u wel aanmoedigen om snel op zoek te gaan naar alternatieven’ wijst ook niet op vooringenomenheid, nu uit de standpunten van partijen blijkt dat ze het er over eens zijn dat het huis eigendom is van belanghebbende en dat verzoeker het op enig moment moet verlaten.
Voor zover die opmerking is opgevat als een voorlopig oordeel, merkt de wrakingskamer op dat dat als zodanig geen grond kan opleveren voor wraking; wraking is geen verkapt hoger beroep.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• belanghebbende, p/a haar advocaat mr. K. Spaargaren;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J. Eisses, M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en M.P.M. Loos in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Beeck en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.